Omdat het niet altijd wijn moet zijn ...
Hoezee ende hoera! Juicht ende zingt! Het is eindelijk zover: na maanden met enkel een armzalige testpost is daar eindelijk de eerst post op onze nieuwste The Orbis' Beershed geschied. Allen daarheen!
Wijn en de ontelbaar vele facetten van alles wat met de productie, de geschiedenis, de consumptie en meer nog het spreken over en rondom wijn te maken heeft, zal waarschijnlijk steeds een (bijna) nummero uno plaats blijven behouden in mijn leven. En toch ... het is nooit slecht je eigen roots indachtig te blijven. Of het nu als een schoonheidsvlek, een interessante capriool, part of the game of bemerkenswaardig feit mag opgevat worden, toch zal ik onze voorgeschiedenis nooit verloochenen.
Ooit, in een ver en grijs verleden, toen de cafés nog bruin waren, de teletubbies vier kleuren hadden en Bert Anciaux menig traantje durfde wegpinken op wat toen nog BRTN heette, waren er eens twee studentenkameraden, de één met aanhangsel, de andere nog net zonder aanhangsel die heel toevallig elkaars passie voor niets minder dan de vele non-INBEV-biertjes die ons land rijk is. Hele bierbakken degusteerden wij aan de toog van De Blauwe Kater, De Wentelsteen of Onder den Toren. Lange en heroïsche proefavonden werden dat steeds, waarvan we om de één of andere onverklaarbare reden ons nu nog maar weinig herinnerden.
Tot we op een dag - boekenmensen als we waren - er eens een bierboek op na sloegen. Dan geraak je natuurlijk van de regen in de drop of eh, ... van de tap bij de brouwer. Proeven deden we vanaf dan alleen nog op een welverlucht ende opgeruimd kot (geen wonder dat de voorbereiding altijd zoveel tijd in beslag nam), met ingepakte flesjes volgens een bepaald criterium geselecteerd en ge- nummerde bekertjes (van proefglazen hadden we nog nooit gehoord). Wie het meeste biertjes juist raadde, mocht de volgende proeverij organiseren, wie mijn tapijt met kersentaart insmeerde ook. Zo zetten wij onze eerste schuchtere stapjes in de organoleptiek.
Hele kruisvaarten tegen de smaakvervlakking, de INBEV-hegemonie of de verkwanseling van het bierimago werden het uiteindelijk. Lange avonden, in mijn schaars verlicht hol (ik HAAT neonlicht) werden steevast gelardeerd met geestdriftige speeches, heftige discussies, verwoedde plannen om te nachte de nabijgelegen hoofdkwartieren van staatsvijand nummer 1 te belegeren, ... en, tja, steevast werd elke avond besloten met een zacht gemurmel uit scheefhangende (van de vermoeidheid!!!) monden, dichtvallende oogleden of nachtelijke peripatetieën al dan bijgestaan door opkrinkelende blauwe sigarenrook, mijmeringen over de liefde en het leven.
Tot op een dag de broer van mijn bluesbroeder in het bier eens voorstelde om datgene wat we deden ook eens met wijn te proberen. Vijf maanden ervoor was het antwoord vast en zeker een verontwaardigd 'Ongehoord!' geweest, edoch, het kan verkeren ... . En zo gingen we dan aan het plannen voor een eerste wijnproeverij. Een pas gekregen (van diezelfde bluesbroeder) boek van ene Michael Schuster was een subtiel duwtje in de rug, maar een eerste MC van Kurkdroog gaf pas de echte doorslag, niet in het minst omdat we daar een derde bluesbroeder tegenkwamen die zeer handig door mijn soulsista ingepakt werd en na enkele dagen feestelijk naar huis getornd werd. Inderdaad, een mens maakt wat mee ... .
Ooit, in een ver en grijs verleden, toen de cafés nog bruin waren, de teletubbies vier kleuren hadden en Bert Anciaux menig traantje durfde wegpinken op wat toen nog BRTN heette, waren er eens twee studentenkameraden, de één met aanhangsel, de andere nog net zonder aanhangsel die heel toevallig elkaars passie voor niets minder dan de vele non-INBEV-biertjes die ons land rijk is. Hele bierbakken degusteerden wij aan de toog van De Blauwe Kater, De Wentelsteen of Onder den Toren. Lange en heroïsche proefavonden werden dat steeds, waarvan we om de één of andere onverklaarbare reden ons nu nog maar weinig herinnerden.
Tot we op een dag - boekenmensen als we waren - er eens een bierboek op na sloegen. Dan geraak je natuurlijk van de regen in de drop of eh, ... van de tap bij de brouwer. Proeven deden we vanaf dan alleen nog op een welverlucht ende opgeruimd kot (geen wonder dat de voorbereiding altijd zoveel tijd in beslag nam), met ingepakte flesjes volgens een bepaald criterium geselecteerd en ge- nummerde bekertjes (van proefglazen hadden we nog nooit gehoord). Wie het meeste biertjes juist raadde, mocht de volgende proeverij organiseren, wie mijn tapijt met kersentaart insmeerde ook. Zo zetten wij onze eerste schuchtere stapjes in de organoleptiek.
Hele kruisvaarten tegen de smaakvervlakking, de INBEV-hegemonie of de verkwanseling van het bierimago werden het uiteindelijk. Lange avonden, in mijn schaars verlicht hol (ik HAAT neonlicht) werden steevast gelardeerd met geestdriftige speeches, heftige discussies, verwoedde plannen om te nachte de nabijgelegen hoofdkwartieren van staatsvijand nummer 1 te belegeren, ... en, tja, steevast werd elke avond besloten met een zacht gemurmel uit scheefhangende (van de vermoeidheid!!!) monden, dichtvallende oogleden of nachtelijke peripatetieën al dan bijgestaan door opkrinkelende blauwe sigarenrook, mijmeringen over de liefde en het leven.
Tot op een dag de broer van mijn bluesbroeder in het bier eens voorstelde om datgene wat we deden ook eens met wijn te proberen. Vijf maanden ervoor was het antwoord vast en zeker een verontwaardigd 'Ongehoord!' geweest, edoch, het kan verkeren ... . En zo gingen we dan aan het plannen voor een eerste wijnproeverij. Een pas gekregen (van diezelfde bluesbroeder) boek van ene Michael Schuster was een subtiel duwtje in de rug, maar een eerste MC van Kurkdroog gaf pas de echte doorslag, niet in het minst omdat we daar een derde bluesbroeder tegenkwamen die zeer handig door mijn soulsista ingepakt werd en na enkele dagen feestelijk naar huis getornd werd. Inderdaad, een mens maakt wat mee ... .