Megapinot? - Megavino 2007 - I
Je kon er zelfs als confessionele anti-wijnnerd amper naast kijken: dat Heizelpaleis 3 tijdens het weekend van 20-21 zou omgetoverd worden tot grootste Weinstube van het land met potentieel de grootste dichtheid aan bluffende, onnozele dronkenlappen van heel Europa is welhaast niemand ontgaan. 400 m2 wijn verdeeld over een 260-tal standhouders die elk met de nodige gedrevenheid of verveelde terughoudendheid unieke paradepaardjes of banale omzetderby’s aan de man trachten te brengen, een evenement dat stilaan zijn objectief in vervulling ziet gaan: het vertegenwoordigen van de Belgische wijnbizz op een – toch al niet meer – bescheiden oppervlakte.
Een gat in je wijnemmertje?
Eén van de hoofdredenen om Megavino een bezoekje te brengen op vrijdagavond was het ondertussen al één jaar oude initiatief van Dirk Rodriguez (De Morgen , Kurkdroog): een soort van jury die in een rond een centraal thema georganiseerde proeverij een oordeel velt over een hele reeks wijnen. Ditmaal was het thema ‘De beste Pinot Noir uit de supermarkt onder € 15’. Een gewaagd thema, want supermarktwijnen hebben, al dan niet terecht, een twijfelachtige reputatie en voor Pinot Noir geldt dat eens te meer. Het is immers bij uitstek de druif waar je voor dokt of je bent genegerd, simple comme ça.
Geheel onbegrijpelijk is dat niet echt. Pinot Noir is immers – ja, het mag gezegd – een rotdruif: ongeveer elke wijnstokziekte, waaronder zeker de verwoestende Pierce’s disease, bladrolziekte, enz. heeft gemakkelijk 100% slaagkans, de variëteit zelf is genetisch onstabiel wat betekent dat elke stek van een andere kwaliteit kan zijn, Pinot Noir loopt vroeg uit wat haar erg kwetsbaar maakt voor voorjaarsvorst, … , om maar een paar problemen op te noemen. Anderzijds is het zo dat de vanoudsher geïnstitutionaliseerde feodale verkavelingen in de wijngaarden van de Côte d’Or er de reden voor zijn dat een gemiddelde fles Bourgogne een stevige greep uit de portemonnee kost: kleine oppervlakte, een beperkte productie, als vanzelfsprekend een vorm van exclusiviteit. Er moet geen tekeningetje meer bij gemaakt worden: combineer deze twee gegevens en je weet eigenlijk al waarom een doorsnee flesje meestal niet voor € 5 van het schap te plukken valt. Maar ondanks alles blijft Pinot Noir nog steeds op een voetstukje staan: sommigen verpachten hun leven ervoor en er worden zelfs films over gemaakt (nee, niet alleen very-middle-of-the-roadmovie Sideways). Anderzijds is Pinot Noir een druif die, volgens de over- levering, als wei- nig andere vari- eteiten rea- geert op het terroir: kleine nuances in kli- maat, een beetje meer kalk in de bodem, een 2% grotere hellings- hoek, een ande- re wijnmakers- hand, … elk klein verschil in het traject van de stok tot de fles zou zijn sporen nalaten in het eindproduct. Die enorme gevoeligheid heeft onrechtstreeks ook als gevolg dat de potentiële verschillen van appellatie tot appellatie, van cru tot cru en zelfs van fles tot fles enorm kunnen zijn. In macroperspectief betekent dat dus ook dat er eenvoudig ondrinkbare, maar daarnaast ook onbegrijpelijk goede Pinot Noirs zijn. En dit, hoe kan het ook anders, weerspiegelt zich natuurlijk ook in de marktwaarde van elke fles waar nog maar een drupje Pinot Noir zit, want, zo wordt gezegd, anders dan sturdy Cabernet Sauvignon of flabby Merlot, is ze een druif voor de ‘echte’ kenners die, kost wat het kost, wel iets uniek in het glas weten te appreciëren.
‘Minder moeite om meer te krijgen?’
“Ha, hoe zit het dan met die Nieuwe Wereld?”, hoor ik u denken. Teleurstelling alom: geen steengoede Casillero-typetjes voor een standaardprijsje. Ook in de Nieuwe Wereld slaat men met graagte munt uit de ambigue reputatie die Pinot Noir geniet, want een druif die zo moeilijk fatsoenlijke resultaten oplevert, ga je nu eenmaal niet voor een appel en een ei verpatsen, zelfs wanneer ze bij jou als bloemkool uit de grond schiet. Dat betekent evenwel niet dat je uit gelijk welk Nieuwe Wereldland heerlijke Bourgogne- clonen of simpele, maar lekkere varietal-wijntjes mag verwachten. De druiven groeien misschien wel goed en men heeft misschien wel minder last van ongeschikte klimaatsomstandigheden of ongewenste gasten in de wijngaard, toch wil dat niet zeggen dat de wijnen zelf ook sowieso interessant zijn. Net als in Bourgondië is het in de hogere prijsklasse vergeven van de gimmicks en vind je in de lagere prijsregionen evenveel oninteressante flutwijntjes als ronduit ondrinkbaar gefermenteerd sap. Niet meteen een big step up dus.
Het enige land dat, volgens velen, zichzelf een waardige Pinot Noirproducent mag noemen is Nieuw-Zeeland. Zowel het klimaat als de bodemgesteldheid zou in veel plaatsen parallel lopen aan die van het zo gehalode gouden lint in über-Weinland. Daar is wel wat voor te zeggen: eerste verguisd en beschimpt, blijken de schaapjes toch wel wat deftigs uit hun wol te persen. Zoek je naar een koopje dan kom je hier echter ook weer niet aan het juiste adres, want voor een deftig flesje Pinot dat naast zijn doorsnee Bourgondisch neefje op de schoolbanken gezeten heeft betaal je al gauw minstens € 30. Dat is niet niks natuurlijk, maar eerlijk is eerlijk: mijn ervaring leert dat wat er in je fles zit doorgaans ook niet niks is.
Licht aan den einder
Betekent dat dat je voor een bescheiden aantal flesjes van het ‘edelste’ rood vocht steeds richting faillissement mag gaan? Gelukkig niet: er is licht aan den einder en dan heb ik het niet over de occasioneel heerlijke Oltrepò Pavese Pinot Nero of de meestal wel weer peperdure Oostenrijkse Blauburgunders. In Duitsland wordt sinds mensenheugnis een druif verbouwd die als Spätburgunder bekend staat, niets anders dan een wat Duits correcte naam voor Pinot Noir. Spätburgunder bot immers iets later dan Frühburgunder ofte Pinot Madeleine, een ras dat vandaag haast verdwenen is, maar hier en daar in Duitsland nog in ere gehouden wordt (en ongehoord interessante wijnen kan opleveren). Duitse wijnboeren vinden het daarenboven helemaal niet nodig om steeds weer gelijk welke affiliaties met de Bourgondische Pinot Noir te benadrukken, of het nu om naam, gelijklopend klimaat of bodemgesteldheid gaat. Zowel in de Pfalz als in Baden-Württemberg vind je de ene Spätburgunderwijngaard na de andere. Toch heeft de doorsnee wijnconsument en zelfs het kruim van de wijnafficionado’s nog steeds geen flauw benul van de kwaliteit en de authenticiteit van de Duitse Pinot-Noirs. En dan hebben we het nog niet over de prijs waarvoor je die kwaliteit mag genieten. Voor een € 25 heb je al een bijzonder geslaagd voorbeeld dat zijn gelijke nergens kent.
Groentensoep en turnsloffen
De line-up voor de Kurkdroog-tasting was eigenlijk een perfecte doorsnede van het globale marktaanbod aan Pinot Noirs vandaag de dag: grotendeels Frans (bijna voor 90% Bourgogne), wat Chileens en een restfractie uit andere Nieuwe-Wereldlanden. Andersom zou je kunnen zeggen dat deze reeks te proeven wijnen een perfect beeld geven van wat de hedendaagse consument enerzijds beschouwt als een degelijke wijn – al dan niet met de wetenschap dat die dan ook van Pinot Noir gemaakt is – en anderzijds onder Pinot Noir wil verstaan. Daar zijn Bulgaarse of Hongaarse wijnen beslist niet bij en ook Italiaanse voorbeelden hebben weinig in de pap te brokken (alhoewel Delhaize wel een exemplaar in de rekken heeft staan). De meest opvallende afwezige op de bühne is evenwel de Duitse Spätburgunder. Zit daar de historisch ‘slechte’ naam van Duitse wijn voor iets tussen? Zeker wel ... en toch: één van de scoops tijdens deze editie van Megavino was de sterke opmars van Duitse wijn (al dan niet van ‘Classic’-tag voorzien). Duitse Riesling blijkt het goed te doen, maar voor de rode wijnen – laat staan voor de minder bekende witte cultivarwijnen – is er blijkbaar geen markt, of ... wordt er geen markt gecreëerd? Hoe het ook zij: was de afwezigheid onterecht? Zeker! Tijdens diezelfde avond kon ik immers een paar Spätburgunders proeven die veel Pinot Noirs uit andere delen van de wereld het nakijken geven (daarover in een volgende post meer).
De vraag die heel wat proevers zich zeker stelden was alleszins of het cliché-beeld dat we hebben van goedkopere Pinot Noir nu wel degelijk onterecht is of jammer genoeg mag behoren tot de zovele clichés die maar al te waar zijn. Eilazie ende ach! Het pleit werd voor mijn part beslecht in het voordeel van de laatste optie. Erik en ik waren het er immers meermaals over eens dat een wijn ofwel uitblonk in de ondrinkbaarheid, ofwel simpelweg niets te vertellen had en bijgevolg het etiket non-wijn waardig was. De reeks losers varieerde in verschijningsvorm van groentesoep en Oxo over Haribo kersensnoep tot witte turnsloffen. Enfin, niet meteen om over naar huis te schrijven dus.
Als ik mijn eigen nota’s erop na sla, dan valt me op dat praktisch alle wijnen wel een goede, rasgetrouwe kleur hebben: de meeste wijnen zijn zacht karmijn en naar behoren doorzichtig. Banale concentratiewijnen waren er hier niet bij (spijtig genoeg vind je die dan soms wel weer terug in de hogere prijsklasse). Het lijkt er dus wel op alsof zelfs in de lagere prijsklasse die kleurfragiliteit toch nog als typische en noodzakelijke eigenschap wordt ervaren. Qua smaakprofiel blijkt die standaard echter duidelijk moeilijker na te streven. Slechts enkele wijnen vertonen een mooi evenwicht tussen helder klein rood fruit of cassis, frisse zuren en sappige tannines met de nodige elegantie. Dan heb ik het nog zelfs helemaal niet over complexiteit!
Qua verdeling van de wijnen uit de steekproef (gebaseerd op de input van de Kurkdroog-site) zien we duidelijk een overwicht van Franse wijnen, die allemaal, op één na, uit Bourgondië stammen. Het resterende derde is ongeveer gelijk verdeeld over Chileense, Tasmaanse en Nieuw-Zeelandse wijnen. Ongeveer elke prijsklasse is vertegenwoordigd in beide groepen. De laatste groep scoort gemiddeld beter dan de eerste: ze behalen een gemiddelde van 79% op mijn scoreblad en er zijn in feite geen outliers, hetgeen wil zeggen dat de groep qua kwaliteit alleszins homogener is. De Franse Pinots blijven op 74% steken en variëren tussen 67% en 77%, terwijl de Nieuwe Wereldwijnen op kousenvoeten reiken tot 83%. Kunnen we hier dan uit concluderen dat overzeese Pinots doorgaans een meer constante prijs-kwaliteitverhouding hebben? Wat deze steekproef betreft alleszins wel, maar daar moeten we dan toch bij bedenken dat het enkel warenhuiswijnen zijn, dat het slechts om het basissegment van de markt gaat en dat deze steekproef beperkt is: meer cijfers geven meer nuances. Toch kan ik niet ontkennen dat mijn volkomen onschuldige aanleg om voor een goede Pinot Noir al snel buiten de Franse grens te gaan kijken, weer eens een klein beetje bevestigd en aangesterkt wordt (dit weekend - buiten Megavino om - eens te meer, maar daarover later nog wat). De beste fles (83%) kwam immers uit Nieuw-Zeeland!
Een overzicht van de wijnen en de algemene uitkomst van de proeverij vind je binnenkort op de webstek van Kurkdroog. Mijn proefnota’s verschijnen ooit wel eens in de rekken van The Orbis’ Wineshed.
Een gat in je wijnemmertje?
Eén van de hoofdredenen om Megavino een bezoekje te brengen op vrijdagavond was het ondertussen al één jaar oude initiatief van Dirk Rodriguez (De Morgen , Kurkdroog): een soort van jury die in een rond een centraal thema georganiseerde proeverij een oordeel velt over een hele reeks wijnen. Ditmaal was het thema ‘De beste Pinot Noir uit de supermarkt onder € 15’. Een gewaagd thema, want supermarktwijnen hebben, al dan niet terecht, een twijfelachtige reputatie en voor Pinot Noir geldt dat eens te meer. Het is immers bij uitstek de druif waar je voor dokt of je bent genegerd, simple comme ça.
Geheel onbegrijpelijk is dat niet echt. Pinot Noir is immers – ja, het mag gezegd – een rotdruif: ongeveer elke wijnstokziekte, waaronder zeker de verwoestende Pierce’s disease, bladrolziekte, enz. heeft gemakkelijk 100% slaagkans, de variëteit zelf is genetisch onstabiel wat betekent dat elke stek van een andere kwaliteit kan zijn, Pinot Noir loopt vroeg uit wat haar erg kwetsbaar maakt voor voorjaarsvorst, … , om maar een paar problemen op te noemen. Anderzijds is het zo dat de vanoudsher geïnstitutionaliseerde feodale verkavelingen in de wijngaarden van de Côte d’Or er de reden voor zijn dat een gemiddelde fles Bourgogne een stevige greep uit de portemonnee kost: kleine oppervlakte, een beperkte productie, als vanzelfsprekend een vorm van exclusiviteit. Er moet geen tekeningetje meer bij gemaakt worden: combineer deze twee gegevens en je weet eigenlijk al waarom een doorsnee flesje meestal niet voor € 5 van het schap te plukken valt. Maar ondanks alles blijft Pinot Noir nog steeds op een voetstukje staan: sommigen verpachten hun leven ervoor en er worden zelfs films over gemaakt (nee, niet alleen very-middle-of-the-roadmovie Sideways). Anderzijds is Pinot Noir een druif die, volgens de over- levering, als wei- nig andere vari- eteiten rea- geert op het terroir: kleine nuances in kli- maat, een beetje meer kalk in de bodem, een 2% grotere hellings- hoek, een ande- re wijnmakers- hand, … elk klein verschil in het traject van de stok tot de fles zou zijn sporen nalaten in het eindproduct. Die enorme gevoeligheid heeft onrechtstreeks ook als gevolg dat de potentiële verschillen van appellatie tot appellatie, van cru tot cru en zelfs van fles tot fles enorm kunnen zijn. In macroperspectief betekent dat dus ook dat er eenvoudig ondrinkbare, maar daarnaast ook onbegrijpelijk goede Pinot Noirs zijn. En dit, hoe kan het ook anders, weerspiegelt zich natuurlijk ook in de marktwaarde van elke fles waar nog maar een drupje Pinot Noir zit, want, zo wordt gezegd, anders dan sturdy Cabernet Sauvignon of flabby Merlot, is ze een druif voor de ‘echte’ kenners die, kost wat het kost, wel iets uniek in het glas weten te appreciëren.
‘Minder moeite om meer te krijgen?’
“Ha, hoe zit het dan met die Nieuwe Wereld?”, hoor ik u denken. Teleurstelling alom: geen steengoede Casillero-typetjes voor een standaardprijsje. Ook in de Nieuwe Wereld slaat men met graagte munt uit de ambigue reputatie die Pinot Noir geniet, want een druif die zo moeilijk fatsoenlijke resultaten oplevert, ga je nu eenmaal niet voor een appel en een ei verpatsen, zelfs wanneer ze bij jou als bloemkool uit de grond schiet. Dat betekent evenwel niet dat je uit gelijk welk Nieuwe Wereldland heerlijke Bourgogne- clonen of simpele, maar lekkere varietal-wijntjes mag verwachten. De druiven groeien misschien wel goed en men heeft misschien wel minder last van ongeschikte klimaatsomstandigheden of ongewenste gasten in de wijngaard, toch wil dat niet zeggen dat de wijnen zelf ook sowieso interessant zijn. Net als in Bourgondië is het in de hogere prijsklasse vergeven van de gimmicks en vind je in de lagere prijsregionen evenveel oninteressante flutwijntjes als ronduit ondrinkbaar gefermenteerd sap. Niet meteen een big step up dus.
Het enige land dat, volgens velen, zichzelf een waardige Pinot Noirproducent mag noemen is Nieuw-Zeeland. Zowel het klimaat als de bodemgesteldheid zou in veel plaatsen parallel lopen aan die van het zo gehalode gouden lint in über-Weinland. Daar is wel wat voor te zeggen: eerste verguisd en beschimpt, blijken de schaapjes toch wel wat deftigs uit hun wol te persen. Zoek je naar een koopje dan kom je hier echter ook weer niet aan het juiste adres, want voor een deftig flesje Pinot dat naast zijn doorsnee Bourgondisch neefje op de schoolbanken gezeten heeft betaal je al gauw minstens € 30. Dat is niet niks natuurlijk, maar eerlijk is eerlijk: mijn ervaring leert dat wat er in je fles zit doorgaans ook niet niks is.
Licht aan den einder
Betekent dat dat je voor een bescheiden aantal flesjes van het ‘edelste’ rood vocht steeds richting faillissement mag gaan? Gelukkig niet: er is licht aan den einder en dan heb ik het niet over de occasioneel heerlijke Oltrepò Pavese Pinot Nero of de meestal wel weer peperdure Oostenrijkse Blauburgunders. In Duitsland wordt sinds mensenheugnis een druif verbouwd die als Spätburgunder bekend staat, niets anders dan een wat Duits correcte naam voor Pinot Noir. Spätburgunder bot immers iets later dan Frühburgunder ofte Pinot Madeleine, een ras dat vandaag haast verdwenen is, maar hier en daar in Duitsland nog in ere gehouden wordt (en ongehoord interessante wijnen kan opleveren). Duitse wijnboeren vinden het daarenboven helemaal niet nodig om steeds weer gelijk welke affiliaties met de Bourgondische Pinot Noir te benadrukken, of het nu om naam, gelijklopend klimaat of bodemgesteldheid gaat. Zowel in de Pfalz als in Baden-Württemberg vind je de ene Spätburgunderwijngaard na de andere. Toch heeft de doorsnee wijnconsument en zelfs het kruim van de wijnafficionado’s nog steeds geen flauw benul van de kwaliteit en de authenticiteit van de Duitse Pinot-Noirs. En dan hebben we het nog niet over de prijs waarvoor je die kwaliteit mag genieten. Voor een € 25 heb je al een bijzonder geslaagd voorbeeld dat zijn gelijke nergens kent.
Groentensoep en turnsloffen
De line-up voor de Kurkdroog-tasting was eigenlijk een perfecte doorsnede van het globale marktaanbod aan Pinot Noirs vandaag de dag: grotendeels Frans (bijna voor 90% Bourgogne), wat Chileens en een restfractie uit andere Nieuwe-Wereldlanden. Andersom zou je kunnen zeggen dat deze reeks te proeven wijnen een perfect beeld geven van wat de hedendaagse consument enerzijds beschouwt als een degelijke wijn – al dan niet met de wetenschap dat die dan ook van Pinot Noir gemaakt is – en anderzijds onder Pinot Noir wil verstaan. Daar zijn Bulgaarse of Hongaarse wijnen beslist niet bij en ook Italiaanse voorbeelden hebben weinig in de pap te brokken (alhoewel Delhaize wel een exemplaar in de rekken heeft staan). De meest opvallende afwezige op de bühne is evenwel de Duitse Spätburgunder. Zit daar de historisch ‘slechte’ naam van Duitse wijn voor iets tussen? Zeker wel ... en toch: één van de scoops tijdens deze editie van Megavino was de sterke opmars van Duitse wijn (al dan niet van ‘Classic’-tag voorzien). Duitse Riesling blijkt het goed te doen, maar voor de rode wijnen – laat staan voor de minder bekende witte cultivarwijnen – is er blijkbaar geen markt, of ... wordt er geen markt gecreëerd? Hoe het ook zij: was de afwezigheid onterecht? Zeker! Tijdens diezelfde avond kon ik immers een paar Spätburgunders proeven die veel Pinot Noirs uit andere delen van de wereld het nakijken geven (daarover in een volgende post meer).
De vraag die heel wat proevers zich zeker stelden was alleszins of het cliché-beeld dat we hebben van goedkopere Pinot Noir nu wel degelijk onterecht is of jammer genoeg mag behoren tot de zovele clichés die maar al te waar zijn. Eilazie ende ach! Het pleit werd voor mijn part beslecht in het voordeel van de laatste optie. Erik en ik waren het er immers meermaals over eens dat een wijn ofwel uitblonk in de ondrinkbaarheid, ofwel simpelweg niets te vertellen had en bijgevolg het etiket non-wijn waardig was. De reeks losers varieerde in verschijningsvorm van groentesoep en Oxo over Haribo kersensnoep tot witte turnsloffen. Enfin, niet meteen om over naar huis te schrijven dus.
Als ik mijn eigen nota’s erop na sla, dan valt me op dat praktisch alle wijnen wel een goede, rasgetrouwe kleur hebben: de meeste wijnen zijn zacht karmijn en naar behoren doorzichtig. Banale concentratiewijnen waren er hier niet bij (spijtig genoeg vind je die dan soms wel weer terug in de hogere prijsklasse). Het lijkt er dus wel op alsof zelfs in de lagere prijsklasse die kleurfragiliteit toch nog als typische en noodzakelijke eigenschap wordt ervaren. Qua smaakprofiel blijkt die standaard echter duidelijk moeilijker na te streven. Slechts enkele wijnen vertonen een mooi evenwicht tussen helder klein rood fruit of cassis, frisse zuren en sappige tannines met de nodige elegantie. Dan heb ik het nog zelfs helemaal niet over complexiteit!
Qua verdeling van de wijnen uit de steekproef (gebaseerd op de input van de Kurkdroog-site) zien we duidelijk een overwicht van Franse wijnen, die allemaal, op één na, uit Bourgondië stammen. Het resterende derde is ongeveer gelijk verdeeld over Chileense, Tasmaanse en Nieuw-Zeelandse wijnen. Ongeveer elke prijsklasse is vertegenwoordigd in beide groepen. De laatste groep scoort gemiddeld beter dan de eerste: ze behalen een gemiddelde van 79% op mijn scoreblad en er zijn in feite geen outliers, hetgeen wil zeggen dat de groep qua kwaliteit alleszins homogener is. De Franse Pinots blijven op 74% steken en variëren tussen 67% en 77%, terwijl de Nieuwe Wereldwijnen op kousenvoeten reiken tot 83%. Kunnen we hier dan uit concluderen dat overzeese Pinots doorgaans een meer constante prijs-kwaliteitverhouding hebben? Wat deze steekproef betreft alleszins wel, maar daar moeten we dan toch bij bedenken dat het enkel warenhuiswijnen zijn, dat het slechts om het basissegment van de markt gaat en dat deze steekproef beperkt is: meer cijfers geven meer nuances. Toch kan ik niet ontkennen dat mijn volkomen onschuldige aanleg om voor een goede Pinot Noir al snel buiten de Franse grens te gaan kijken, weer eens een klein beetje bevestigd en aangesterkt wordt (dit weekend - buiten Megavino om - eens te meer, maar daarover later nog wat). De beste fles (83%) kwam immers uit Nieuw-Zeeland!
Een overzicht van de wijnen en de algemene uitkomst van de proeverij vind je binnenkort op de webstek van Kurkdroog. Mijn proefnota’s verschijnen ooit wel eens in de rekken van The Orbis’ Wineshed.
SSSTTT!!!! Laat ons dat spätburgunder verhaal vooral niet te veel rondvertellen !! Kwestie van de prijzen en het aanbod wat normaal te houden...Leuk artikel trouwens.
Posted by Anoniem | 24 oktober 2007 om 21:44
Inderdaad: we zouden er beter het stilzwijgen toe doen. Maar ja, degene die mijn posts doorworstelt mag het eigenlijk wel weten hè ;-) !
Posted by Amaronese | 25 oktober 2007 om 11:17
Venne: een tijdje geleden heb ik wat rondgereden in de Ahr vallei. Zonder meer details, jullie weten wel waarover het gaat, anders zijn er binnenkort files in de Ahr.... :-)
Ben lover van PN, BRG heeft de eeuwige klasse maar heb enkele schitterende PN gevonden in Oostenrijk, Zuid Afrika en Chili!!!
Posted by Anoniem | 25 oktober 2007 om 23:43
't Is tijd om mezelf eens uit te nodigen zie ik ... .
Ik weet het nog niet van die oneindige klasse in BRG. Ik heb bij de opening van AB weer een Nieuw Zeelander geproefd die meer dan grandioos was (in één van de volgende posts)!
Posted by Amaronese | 26 oktober 2007 om 12:01
Venne: da zal wel de ata rangi geweest zijn? Ben je ook langsgeweest bij Pegasus Bay?
Posted by Anoniem | 26 oktober 2007 om 21:35
Nope: Seresin!
Alles van Seresin was grandioos: van de Sauvignon Blancs, Riesling, Gewürz tot de Pinot Noirs.
Heb Ata zelfs nog nooit geproefd.
Posted by Amaronese | 28 oktober 2007 om 11:08
Heb eerder dit jaar een proeverij bijgewoond van 100 pinot noir's uit alle wereldhoeken en heb die midag dus goed kunnen vergelijken. Kwalitatief de beste PN's kwamen uit Frankrijk, Duistland en Oostenrijk. Daar kon de "nieuwe wereld" echt niet aan tippen, op die ene Sloveense na dan.
Posted by Anoniem | 29 oktober 2007 om 15:14
Kwaliteit heeft men in Frankrijk en Oostenrijk zeker in huis, maar dat gaat wel tegen een prijs. En, alhoewel ik zelf er niet vies van ben om wel eens meer dan € 50 aan een fles uit te geven, vind ik toch dat je die QPR in rekening moet brengen. Je betaalt simpelweg veel teveel voor kwaliteit die je dikwijls niet hebt en dat is bv. in NZ wel iets anders. Als je daar een dertigtal euro splasht dan heb je meestal wel iets dat je in Bourgondië veel moeilijker vindt.
Van Chili en Zuid-Afrika zullen we maar zwijgen: dat is meestal niet echt veel soeps (en je weet: elke uitzondering ... ). Australië wil best wel eens lekker zijn, maar ik vind ze doorgaans wat te jammy (bv. Trentham Estate).
Ik vind het wel raar dat je Slovenië bij NW rekent. Er komen in ieder geval bijzonder knappe wijnen
vandaan (en dan heb ik het niet alleen over PN's maar zeker ook over Sauv. Bl. Spätleses en co).
Maar ja, die Duitse Späts blijven idd verdomd goed ... .
Posted by Amaronese | 29 oktober 2007 om 16:44