dinsdag, september 25, 2007 

Waardig 30 worden?

Vrijdagavond, half zes, ik stap van de trein, de hitsige spitsuur-‘kalmte’ van het Leuvense station inwandelend. Na een hele dag schaapherder spelen voor een 80-tal pubers in het historische Brugse stadscentrum of de nog Middeleeuws georganiseerde doolhof van onze geliefde staatsspoorwegen, lijkt zo wel ongeveer elke andere met mensen bevolkte omgeving een Zen-rustpunt der eeuwigheid. Mijn stekels staan nog altijd recht en mijn blik spreekt blijkbaar boekdelen, want ik moet bijster weinig slalommen in de overbevolkte tunnel van het station. Enkele honderden euro’s neertellen om aan de aanmaningen van onze toch zo om het milieu bekommerde overheid te voldoen en dan nóg in de chaos belanden, het had weer moeten lukken. De volgende keer gaan we met z’n tachtigen maar lekker vakoverschrijdend vervuilen, dan zijn we tenminste van deftig georganiseerd vervoer verzekerd. Treinen verkeerd geboekt, wagons verkeerd gereserveerd, onbeschofte of simpelweg onzichtbare conducteurs, een lethargische reservatiedienst, morrende medepassagiers, kinderen die van wagon 2 naar wagon 17 mogen verhuizen, ... ik heb het allemaal gehad. Nog een donderwolkje arrogante en leugenachtige meno-pauzale ministerieklerk erbij (het goede voorbeeld, weet u wel) en ik kan zowat ontploffen.

Een mens kan na zulke belevenissen zo ongelooflijk snakken naar een frisse pint, wat schuimend soelaas om even alles door te spoelen en eraan herinnerd te worden dat het opvoeden van een bende (overigens engelachtig brave) jung in een landje dat bulkt van de zelfingenomen chaos en dikdoenerige negorij, voor het uiteindelijk verdiende pecuniaire aalmoes een waarlijk schone vorm van idealisme is. G*d, wat smaakt een verse Primus dan goed! Met Cath aan in een hoek zittend en met volle teugen drinkend van een 33’er stort ik hart en lever op een tafeltje in de Carlisse en mix ze met weetjes over de Choco Story tot de intrigerend gekruide haggis van de dag. Van eten gesproken ... ook hier was het huilen met de pet op. Even verlost van je leerlingen rol je een bistro wat te dicht bij het belfort binnen en neem je de foute beslissing een ‘Pasta Carbonara’ te eten. Als er na een half uur nippen aan een niet zo overtuigende Ichtegemse Grand Cru (een Vlaams bruin bier) eindelijk een bord voor je neus verschijnt, blijkt het om een authentieke Carbonara Bauernschmauz te gaan: platgekookte tagliatelli, een halve liter room, 100g. look, wat warm gekookt spek en een handvol gruyère. Mijlenver van een echt bord Carbonara. Neem er dan nog eens bij dat onze opmerking over de onjuiste rekening met de platte smoes beantwoord werd dat dat zo in de kas staat, en je begrijpt waarom ik met een steen in de maag en kriebelende vingers richting chocolademuseum liep. Enfin, baaldag was wel het woord.

Wat is er beter als aperitief dan een frisse pint? Of anders en beter: op een goed aperitief volgt een gezonde honger. Die was er wel, maar zin om te koken had ik dit keer echt niet. Dan gaan we maar iets eten. Waar? Oh, de gruwelijke vraag: waar? Als geboren twijfelaar weet ik daar zelden het goede antwoord op. Op weg naar een mogelijke eetgelegenheid geraken we als vanzelfsprekend bijna in de Muntstraat terecht en lopen, bijzonder toevallig toch wel, voorbij Trente. Daar had ik net nog iets over gelezen op Erik de Keersmaeckers blog: "De ietwat aparte formule, een vast vier-, vijf- of zesgangenmenu, de hippe jonge kelners, het koele interieur maakt dit uiteraard géén RestaurantZonderPretentie, maar we verlieten dit etablissement zéér tevreden. Gedurfde maar ook zinnige combinaties, quasi perfekte bediening en de excellente begeleidende wijnen maakten hier een zeer te pruimen culinaire ervaring van." Even twijfelen voor de venster hoorde er toch wel bij. Trente ziet er tussen het allegaartje kwakzalvers in de Muntstraat inderdaad niet meteen laagdrempelig uit: het strakke, bijzonder sobere interieur – which I quite like btw -, het lage venster met de doorkijk recht de keuken in, lang gerokte obers, een beperkte, maar bijzonder ambitieuze menukaart in reeds vastgelegde keuzeformules, ... het heeft allemaal veel weg van het cold winery-fenomeen in de Nieuwe Wereld. Prijzen lijken ook even af te schrikken, maar dan ... . Na wat parlementeren lopen we dan toch maar binnen. Vlak achter ons verschijnt een kelner uit het niets die zich meteen uitgebreid verontschuldigd omdat ie even aan de overkant (Etenstijd) was. Ach ja, met zulk een beleefdheid moet je al een echte dragonder zijn om dan nog steeds verveeld te zijn.
Ja, en wat dan volgt is eigenlijk niet te beschrijven. Misschien is het niet ieders beet, zeker niet als je zoals zovelen kwantiteit laat primeren op kwaliteit, maar voor ons was het één van de gastronomische ervaringen die je op één hand kan tellen. Dit is immers één van de weinige restaurants waar het wel degelijk om het eten gaat dat op je bord komt, niet om de “gewèèèèldige” wijnkaart (die er overigens wel is), de holle frasen die een poppy gerecht moeten aankondigen of nifty obers die je graag laten merken hoe vereerd je wel mag zijn dat je in hun restaurant bediend wordt. Meer nog, alles waarvoor deze blikkerende laklaag normaal gezien moet staan ís er in Trente wel degelijk. Het koele designinterieur, de professionele en bijzonder correcte bediening, de schitterende wijnen en de kunstige bordschikkingen dragen allemaal bij tot een (toch zeker in Leuven) moeilijk te evenaren totaalprestatie. Ik waande me zowaar terug in Nell’s Park of in één van de vele formidabele restaurants die Italië rijk is.
De aperitiefhapjes (een fijne guacomole, haringkaviaar op een risotto van babymaïs), waren al een veelzeggende voorbode voor wat er nog moest komen: een gemarineerd kerstomaatje met en erwten-muntsoepje, een ravioli van komkommer met een kruidenkaasje, een mini-canelloni met een muntschuimpje, enfin ... zo ging het dus de hele avond voor een vijftal gangen door. Mij bleven vooral de schelvis met bloemkoolpuree, de kwartel in verschillende gedaanten met asperges of de kalfstournedos en kalfszwezerik met aubergines bij. Elk gerecht sprak van een weloverwogen finesse, een respectvolle omgang met de delicate en authentieke smaken van elk ingrediënt en een ontroerend harmonieuze integratie van elke smaakcomponent in een tot in de puntjes uitgebalanceerde totaalcompositie. Vooral de aandacht voor twee structuurlijnen in de verschillende gangen vonden we bijzonder intrigerend. Of het nu de verticale benadering van de verschillende ingrediënten was – zo kwam er van de kwartel bijvoorbeeld naast een kwartelspiegeleitje een op verschillende wijzen gegaard borststukje en boutje op het bord – of de textuurvariatie in elk gerecht – van schuimpjes over coulis tot primaire stukken –, het bleef voor ons van de laatste tot de eerste hap uitermate boeiend.
En ja, dan heb ik het nog niet over de wijnen en de in deze context haast vanzelfsprekende marriages gehad ... . Meestal is het zinnetje ‘met aangepaste wijnen’ op een wijnkaart te lezen als: ‘met de goedkoopste plonk op onze wijnkaart die u anders toch te duur betaalt’. Of die plonk dan bij het gerecht in kwestie past, is het laatste waar je over moet peinzen. In hoeveel gevallen gaat het niet om een zelfgedeclareerd manusje van alles à la VdP d’Oc Cabernet Sauvignon of Zuid-Afrikaanse Chenin Blanc. Kwartel, biefstuk, chili con carne, u zegt het maar: een cabernetje uit het Zuiden zeker? Laat het dan dikwijls nog gaan om van die kleffe, plakkerige crowd pleasers en mijn avond is meteen vergald.
Bij Trente is het – hoe kan het ook anders – wel even verschillend. Je betaalt dan wel € 10 per gang voor de wijnen, maar in ruil daarvoor staat er naast je bord een niet meteen alledaagse keuze, die in bijna alle gevallen feilloos bij het begeleidende gerecht past, van deskundige uitleg voorzien en ook nog eens in absoluut niet al te karige mate geserveerd wordt (van Bert de Coster hoorde ik dat het vroeger anders was; houden zo dus: als je een uitblinker van een wijn naast elk bord krijgt, dan is een slokje om een muis te verzuipen meestal niet genoeg!). De stand-in sommelier (de vaste sommelier moest verstek laten gaan wegens ziekte) was ook alles behalve stand-in qua wijnlyriek want het bleef ‘m niet bij een korte voorstelling van de wijnen zelf: de helft van ons etentje bestond uit een interessant gesprek over de wijnen zelf, andere wijnen van dezelfde wijnbouwer, nieuwe vondsten, ... enfin, eigenlijk meer dan je qua kennis en begeestering verwacht van een goede sommelier.
Wij begonnen met een Grüner Veltliner die schitterend harmonieerde met de zure groenigheid van zowel de komkommer/tomaat/zure kaas-combo van het eerste gerecht: zowel de zuren als het groenzoet voorgrondden de frisse witte pepertoets en de prominente mineraliteit van deze must have op de trendy wine scene. Groen aanlopen na deze Grüner had best gekunnen, mocht de daaropvolgende Aligoté Bouzeron niet hét bewijs zijn van de stalige en pezige kracht die een uitzonderlijk (en dat is in deze zin jammer genoeg eerder letterlijk op te vatten) goede Aligoté aan tafel kan brengen. Deze wijn was simpelweg één en al mineralen, spankracht, zeste, zzzzzzziiiiiinnnngggg, ... een scherpschutterskogel die geenszins doel miste en weer eens intrigerend harmonieerde met de rokerige zoutigheid van de schelvis met bloemkoolpuree.
Hard op hard had het kunnen gaan bij de volgende combinatie. Wat ga je in godsnaam serveren bij een fijn gegaard stukje delicaat vlees als kwartel, een kwartelspiegeleitje en asperges? Bij kwartel misschien een zachte, frisse rode met wat lichte zuren of een droge, zij het stevig aromatische, haast exotische witte? Bij asperges een aromatische wijn met voldoende mineraliteit, liefst met een benzeentoets? En wat dan met dat kwarteleitje? Bij eieren gaan we al gauw richting oude witte bourgogne à la Montrachet of een Hermitage Blanc. Conundrum, was daar niet zoiets als Cour-Cheverny, een vergeten en ooit praktisch verloren appellatie van witte wijnen die voor 100% uit Romorantin bestaan. Deze weerbarstige en weinig renderende oorspronkelijk Bourgondische druif is nog terug te vinden op enkele schaarse percelen in Loire-Centre. En natuurlijk heeft ze alles in huis wat noodzakelijk is om haar mooi te laten samengaan met dit complexe gerecht: een aromatische volheid met sterk exotische toetsen van mango en passievrucht gecombineerd met een aldehydisch, noterig kantje zoals we dat terugvinden bij sherry. Deze twee uitersten zijn geschoeid op een pittige, strenge zuurstructuur die best op kan tegen het mondvullende zachte eiwit of de onctueze dooiers van de spiegeleitjes.
We sloten af met een sappige, zachte Frappato (haast geen tannines) wiens crèmige pralinévulling mooi afstak tegen de hartig bereidde kalfszwezerik en lieten ons bij het dessert verrassen door een geslaagde combinatie van een oloroso-sherry bij een pikante kaas en een chermoula van wortel of een variatie op de smaakprofielen van Petit en Gros Manseng in een zoet dessert. Een rist van geanalyseerde smaakvariabelen op citroen, citronella en limoen werd daar gepresenteerd met een fris glas Jurançon, terwijl een compositie van bramencoulis, bramensorbet en chocolade vergezeld ging van – hoe kan het ook anders – een glas Banyuls.
Over de hele lijn een avond die we niet gauw zullen vergeten dus (al zal dat ook te maken hebben met nog wat anders ...): geslaagd kader, formidabel eten, interessante ontdekkingen, beeldige marriages, ... en de prijs? Waar voor je geld. Hopen dat chef Kwinten de Paepe de durf, de moed en de voldoening blijft vinden om steeds weer aan te tonen wat de holte van het opgepepte fijnroeversdiscours zou moeten vullen.

donderdag, september 20, 2007 

Why is this thus? What is the reason for this thusness?

So?” Is het dat wat U gisteren dacht? Is het dat waarmee ik U gisteren sarcastisch monkelend aan het eind van mijn post op de honger liet zitten? Is het met een in uw brein weergalmend ‘dus’ en 27 vraagtekens dat we U een cliffhanger van formaat presenteerden? Er is de laatste maanden wel het één en ander veranderd in het leven van enkele Orbiturienti. Neem een slok van het glas naast U en hou U vast aan het wijnrek in uw nabijheid, want ... . Nee, wees gerust: we zullen u niet overrompelen met allerlei persoonlijke lotgevallen in ellenlange jeremiades breed uitgesmeerd. Edoch, een klein beetje pikant nieuws van onze heel persoonlijke kant (is ‘ons’ niet altijd persoonlijk?) – en dan bedoel ik: die van Cabernette en mezelf – is hier zeker wel op zijn plaats.

Thus.
Want dit is er dus gebeurd: wij hebben een nieuwe kelder uitverkoren om onze zo gekoesterde vloeibare schat in verzekerde bewaring te geven. Dat daar dan ook, geheel toevallig, een nieuw huis bovenop staat, behoort natuurlijk tot de wel enigszins zeer banale bijkomendheden. En dat dat huis zich bevindt in een compleet andere stad als diegene waar we jaren van ons leven doorbrachten (en geheel onverwacht beiden ook nog parttime zullen doorbrengen) is eigenlijk al helemaal verwaarloosbaar. So, that’s the reason for all this thusness: een rijhuisje dat twee wereldoorlogen overleefd heeft (in een stationsbuurt wil dat wel al wat zeggen), door onze huisbaas mooi gerestaureerd om terug te kunnen spreken naar haar doorleefde ziel.
Met oude, uitgesleten arduinen ornamenten waar ik zo graag de zware koelte van in m’n handen voel optrekken, een donkere traphal met een zware lambrisering, gietijzeren radiatoren wiens warmte nog zo dicht bij de gloed van een haardvuur staat, ... .
Het doet me allemaal zo erg denken aan de zonnige, blauwe en koele dagen van mijn kindertijd: het huis van mijn grootvader waar ik met m’n handen in het rendiervel tegen de trapkast friemelde, m’n neus in het verse zaagsel van de werkbank duwde, slaperig van de sigarenrook en de boenwas wegzakte in diepe zetels, het huis waar ik – het klinkt te idyllisch – mijn eerste glazen wijn leerde drinken en ronkende namen als Saint-Estèphe, Nuits-Saint-Georges en Saint-Emilion met traagzame eerbied werden uitgesproken (ja, er was ook Rosé d’Anjou – bij de ‘kouwe plât’), ... .

Het huis mijns vaders waar de dagen trager waren,
was stil, daar 't in de schaduwing der tuinen lag
en in de stilte van de rust-gewelfde blaêren.
- Ik was een kind, en mat het leven aan den lach
van mijne moeder, die niet blij was, en aan 't waren
der schemeringen om de boomen, en der jaren
om 't vredig leven van den roereloozen dag.



Heysátan
.
Dit huis gebiedt me te denken, te ondergaan, te genieten in de koele zekerheid die het na alle jaren nog steeds stil en traag in haar barsten met zich meedraagt. Het biedt, alhoewel het midden in de stad staat, een koloniseerbare plaats die de overschaduwde stilte van elke oorspronkelijkheid de eer aan zich laat. Het geeft ons de plaats te zijn wie we zijn, wie we hadden zullen zijn, wie we zullen hebben geweest. Het biedt zelfs in een eigen place de ruimte zij die zullen zijn te laten rijpen tot wat ze kunnen worden en dit misschien en voorwaardelijk met eer aan anderen te laten genieten.


Thus, thou art most welcome in our place
Do enjoy our ever open (cellar)door ... .



Wij vierden onze eerste dag in ons huis - dat was op 1 juli 2007 - met een fles Taittinger Comte de Champagne 1994. Wat voor een ervaring dat was, lees je hier.

 

Lesviaci ofte wijn- en andere avonturen op Lesbos

Terwijl het weer in België een schamele poging tot zomeren doet, breekt uw vliegende reporter haar persoonlijk transpiratierecord op een Grieks eiland vlak voor de Turkse kust. We schrijven 16 t.e.m. 23 augustus 2007. Het eiland Lesbos, waarvan de twee bekendste exportproducten de gedichten van Sappho en de Plomari-Ouzo zijn, zucht onder wat de lokale bevolking een hittegolf noemt: 49°C ... . Wie denkt dat een paar tientallen historische sociolinguïsten daardoor afzien van hun voornemen om ter plaatse in een voormalige kloosterappendix (metochi) een week cursussen te gaan volgen, heeft het mooi mis. Al waren we waarschijnlijk wel met een paar dapperen minder geweest als we op voorhand hadden geweten dat er geen airco op de locatie was … .

Uw reporter, die nog nooit een voet op Griekse bodem had gezet met uitzondering van Cyprus (eveneens in beroepscontext en ook in zeer hete klimatologische omstandigheden), groeide op met de Griekse mythen (niet te verwarren met het Griekse gerstenat mythos), de Ilias en de Oddyseia in plaats van met de klassieke sprookjes van Grimm of Andersen.
Dat laat natuurlijk zijn sporen na, van flarden van Anacreons drinkliedje “hè gè melaina pinei” (de zwarte aarde drinkt) tot fascinatie voor eeuwenoude cultuurobjecten. Van dat laatste was er op Lesbos wel niet zoveel te merken. Het eiland is geen grote toeristische trekpleister, ondanks zijn prachtige woeste natuur en een paar magnifieke baaien. Goddank, want van hypertoeristische locaties waar je door menselijk vee wordt voorgestuwd, loopt ondergetekende gillend weg. Het andere uiterste was echter waar voor Metochi: ons studiecentrum was een voormalig kloosterbijgebouw, gelegen op twee kilometer geasfalteerde weg (lees: geitenpad opgesmukt met een beetje asfalt en veel stof) van het dichtstbijzijnde dorpje, zonder airco, zonder internet, tegen een bergachtig decor met veel oranje- en okerkleurige rotsen getopt met hier en daar wat vijgen- en olijfbomen en spaarzame struiken.

Van de lokale fauna kregen we vooral na zonsondergang gezelschap: van grote spinnen over schorpioenen en schattige maar schichtige gekkootjes tot een kolonie katten en twee ezels. En nu ik het toch over ezels heb: indien u dacht dat ezels altijd I-A zeggen, zoals ze dat doen in Sint-Truiden en zo ongeveer overal ter wereld, dan heeft u hun Lesbische dialect nog niet gehoord! Dat gaat zo ongeveer als volgt: I-ungk-ungk-ungk-A. Na deze poging tot fonetische transcriptie, die helaas ontoereikend is (na een paar glazen goede Ouzo of Metaxa kan u mij misschien tot een imitatie verleiden), keer ik terug naar wat u allen natuurlijk veel meer interesseert: het edele vocht der druiven.

De plantengroei op Lesbos mag dan niet zo verscheiden zijn, wijngaarden hebben ze er wel. Blijkbaar moeten er ooit echt veel wijnstokken hebben gestaan (Lesbos was trouwens in de oudheid beroemd om zijn wijnen), maar die zijn voor het merendeel vervangen door olijfbomen. Olijven kregen we dan ook bij het ontbijt, middageten, avondeten en tussendoor.
Ik heb niet het hele eiland kunnen bezoeken, maar wel een aantal
wijngaardjes gezien en uiteraard ook – Orbis noblesse oblige – wijn geproefd. Op Lesbos wordt er voornamelijk rode wijn geproduceerd (xynomavro), en dat werd vanaf dag één al duidelijk. In Metochi zelf werden namelijk twee soorten wijn geschonken bij het eten: een witte wijn waar de alcoholwalm vanop een paar meter al mijn neusvleugels in overdrive liet gaan en een schappelijk lokaal product, een rood drinkwijntje zonder pretentie (vrij fris en fruitig, met wat Provençaalse kruidigheid en structurele tannines, maar weinig diepgang), waarvan ik aardig wat glaasjes heb geconsumeerd met mijn mede-sociolinguïsten en helaas niet de naam heb genoteerd.
De flesjes Macedonische Tsantali gingen ook vlotjes over de tong, maar waren minder zuiver. In Skala Kallonis, het naburige, pittoreske vissersdorpje alwaar de grootste bezienswaardigheid - een tamme pelikaan - het niet nodig vond om zich te vertonen, werd ik door een welwillende collega getrakteerd op een fris glaasje Retsina bij mijn sardienen, en dat was een memorabel geniet-moment. Natuurlijk gaat elke frisse drank er bij temperaturen tegen de 50 graden Celsius vlot in en zijn de smaakpapillen dan niet op hun best, maar evengoed, het was een lekker wijntje. De harssmaak, typerend voor Retsina, was aanwezig zonder overheersend te zijn in het overigens vrij fruitige geheel. Een andere witte, een hoofdige mosxofilero die ik in Mytilene dronk, is mij nauwelijks bijgebleven.
Ik zou u nog wel een aantal paragrafen lang kunnen vergasten op anekdotes over wandelshort-cuts, de gevolgen van overmatige Ouzo-consumptie en megalomane Griekse abten, maar mijn schrijftijd is verstreken. Slechts één goede raad om af te sluiten: ga zelf eens naar Lesbos en geniet van de prachtige natuur, al dan niet met een lokaal wijntje in de hand.

woensdag, september 19, 2007 

4 No 1 Post U Di

Keep Yourself Alive, de misschien wel wat lachwekkend performatieve titel van een debuutsingle van een band die de – aan de oppervlakte weliswaar nog steeds – reactionaire rockscene wel voor altijd ingrijpend zou veranderen. Keep Yourself Alive, het klinkt nu zo naïef als de synesthetische zijdeglans van een seventies-LP. Met foetus van Efterklang in het kamerbehang verweven, zich cynisch een weg banend naar het onbenoembare binnenste van het onbezorgde zintuiglijk genot waar we misschien allemaal altijd weer naar op zoek blijken, is het net alsof bij iedere luistersessie dat Yourself telkens erger van de mot aangevreten achterblijft. Het Yourself kraakt iedere keer luider onder de druk van het to ‘Keep alive’, zichzelf uitstrijkend bij iedere herhaling tot er gaten trekken in laagje glazuur dat steeds dunner, matter, vermoeider terrein wint op datgene wat slechts met de tactiek van de verschroeide aarde laat uitschijnen dat het er zou zijn. En met de klik van een afslaande platenspeler zal het Yourself imploderen, tot het nog slechts een zwarte punt vormt in de muziekgeschiedenis, de zoveelste onmeetbare punt die aanzuigt zonder uit te ademen, opslokt zonder wat meer dan ondefinieerbare ruis uit te braken.

So, 4 No Post U Di!
Evenzo: Keep Yourself Alive, dat doen posts niet meer voor (Y)ourself maar voor zichzelf in het blogweb, als slijmzwammen hun plasmodia uitstrekkend – swarming – naar de meer of minder verse gastheren van vorige posts, andere blogs, teksten binnen andere media, andere media met hun eigen teksten, andere teksten binnen eigen media, ... , tot ze slechts overblijven als een verweesde, maar gecon- tinueerde verzameling contingente ruis. Prey and predator.
Een dikke drie weken geleden vond ik nog eens een mailtje van een fellow-blogger in onze Orbis-box, een mail die de verholen vooronderstellingen van het blogdiscours godzijdank (?!) bewust even omzeilde: “Ik ken je dan wel niet persoonlijk, maar ik vroeg me gewoon af of alles OK is. Het viel me op dat je helemaal niets meer op je blogs zet en op vinejo zijn blog zag ik ook al geen reacties meer van jou.” Waarop ik natuurlijk goedlachs – en lekker naïef – antwoordde dat er totaal niets aan de hand was, geen vuiltje aan de lucht, geen snifje TCA op de wijn, enfin, you got the message ... . Collecting shields? Reactie: “Fijn om te horen dat je het druk hebt. Het is misschien vreemd, maar ik had het gevoel dat er iets ergs met je aan de hand was.

Ragnarok
Het kan goed doen te horen van iemand die je van haar nog pluim kent, iemand waarvan je nog niet het flauwste idee hebt hoe ze eruit ziet – ‘ze’, ja, dat weet ik ondertussen wel, allez, in haar teksten is het ‘ze’ waarrond de tekst zich ontplooit, niet minder en zeker niet meer. Het venijn zat ‘m hier weliswaar weer in de staart: “dat er iets ergs met je aan de hand was”. Ik heb er thuis even een flesje Côteaux du Layon Chaume bij opengetrokken en er enkele uren (dagen? weken?!) over gepeinsd, als een waarachtig wijs ende groots denker (doppelgänger!). Niet dus, en toch: er is iets ergs met je gebeurd als je plots even niet meer speelt met de discursieve machine die je blog is. Weg tekst, weg machine, weg ... ? Of andersom: de tekst die slechts dáár is, de machine binnen het medium die hem bestaansmogelijkheid verleent door slechts dáár te zijn, het medium dat het bestaansrecht inhoudt gewoon door altijd er te zijn voor zichzelf, door zichzelf, zonder dat ik, je/jij, hij/zij, we, jullie, zij dáár hoeven te zijn. Eclipseren wij onszelf door aanwezig te willen blijven in een orbit die we zelf creëerden? Eclipseren wij onszelf door ons met deze blog(s) te willen optrekken aan alle mazen die door het net bijeen gehouden worden? Eclipseren wij onszelf door ons met elke wijnblogpost te verweven in de sluier van het wijnblogosfeer? Eclipseren wij onszelf door de onverzadigbare, gapende muil van het wijnblogdiscours te blijven vullen met hapklare brokken, gegarandeerd tot contingente ruis, tortuous tracks, slijmerige droesem verteerd?

Xibalba
Mocht het niet om deze Château de la Guimonnière 1997 gaan, waren we toen nooit vertrokken bij het Katharenkruis, dan had hier de zwanenzang van de Orbis gestaan, dan was hier de laatste glop teken- brij wegge- schoten naar dat onmeetba- re punt, voorbij de zovele o- gen van hen die even flou oplichtend in hun routineuze lach mee de valbe- weging toeschou- wen, na- kijken, registreren, om zo kort te behoren tot de vluchtige cirkel omheen de eclips. Wij kunnen immers zelf de kring van toeschouwers vormen, een orbis van twaalf, een kring van twaalf aparte punten omheen de gapende muil, the hallway to nothing. Twaalf entiteiten die elke weerbarstige post, elke niet-geconformeerde tekst in een eindeloze cirkelbeweging sturen omheen de gravitaire uniteit van het onreproduceerbare dat elke wijnervaring is, zonder het inauthentieke, opake licht rondom het zwarte gat van het hegemonische wijnblogdiscours steeds weer te moeten inwilligen. Wij kiezen de rand, wij eisen ons monopolie terzijde op.


Ambitieus?

Phoenix ex cinere suo renascitur!
Only Revolutions

Add to Technorati Favorites

Photobucket - Video and Image Hosting

Info

  • Officiële site van de Fratres Organoleptici
  • Volgende bijeenkomst: 04 januari 2008, Auprès de la manège à St.-Trond
  • Gezagvoerend chevalier: Amaronese
Info

Belgian wineblogging fellas:

E-mail


Heb je vragen of wil je ons iets laten weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!



Foodrank.eu

Powered by Blogger