donderdag, oktober 25, 2007 

Das Liebfraumilch Drama ft. Famm. Asch. Beaudrillard – Megavino 2007 – II

“Wijnsalon Megavino breekt dit jaar alle records” zo titelde 6minutes Business al op 15 oktober. Dat deze editie hoge toppen zou scheren, was al duidelijk voor de beurs nog maar goed en wel van start gegaan was: 260 exposanten – er kon er geen halve meer bij –, een aankleding en inrichting zoals ze nog ooit geweest zou zijn, minstens 10000 wijnen te proeven, een hoop evenementen, … enfin, het kon van op voorhand al niet meer stuk. Verbazingwekkend mag dan ook zijn dat het thema ‘Duitse wijn’ was, want was dat niet de meest dubieuze wijnproducent van Europa? Hadden we geen beeld van Duitse wijn als zijnde te zeer zuurkoolsap of te erg appelblauw-zeegroen suikerwater? Zijn Duitse rode wijnen geen fletse vruchtensapjes? Om nog maar te zwijgen van die gruwelijke Liebfraumilch!

'Ne kouwe plat en e glaaske wijn'
Waar is de goede oude tijd van de Liebfraumilch, mannen? Toen ik nog kind was, was dat eigenlijk zowat een begrip. Bij de kouwe plat hoorde een glas Rosé d’Anjou of wat Liebfraumilch. Ik kan me zo de reeks blauwe flessen die de tafel verlieten na een namiddags heet zomerfeest (of is dat van die hete zomers nu echt kindertijdverbeelding?) voor de geest halen. Thuis kwamen ze echter niet over de drempel en ik begreep maar niet wat papa zo lelijk vond aan die mooie blauwe flessen … , terwijl er zoveel Vlaamse huiskamers waren – en nog zijn? – waar ze een ereplaats op de schouw naast ‘jeezeke’ toebedeeld kregen.
Liebfraumilch heeft eigenlijk wel een iets langere historie dan die van de afgelopen dertig jaar warenhuisleven. Oorspronkelijk, in de 18de eeuw, maar waarschijnlijk al wat vroeger, verwees de naam Liebfrauenmilch naar een wijn die enkel en alleen binnen de ommuurde kloosterpercelen van de Lieve-Vrouwe-abdij te Worms in Rheinhessen geproduceerd werd. Het was een wijn om de dorstigen te laven en het hoorde dus bij de abdijvoorschriften voor gastvrijheid dat elke pelgrim een beker wijn kreeg. Na een dagenlange trektocht door de barre koude moet zo een beker wel heerlijk gesmaakt hebben en dat had men dan ook geweten: de mond-tot-mondreclame zorgde ervoor dat de Liebfrauenmilch – uiteindelijk verbasterd tot Liebfraumilch – in de wijde omtrek bekend geraakte. Of de Heilige Gratie van Onze Lieve Vrouw daar nu wat mee te maken had, of de ontberingen tijdens de reis menig pelgrim te diep in het glas naar kwaliteit deden peilen zullen we wellicht nooit weten, maar in de 19de eeuw en zelfs tot ver in de twintigste eeuw werd er van heinde en ver gevraagd naar de uitzonderlijke wijn die Liebfraumilch dan wel was.

Hessian marketeers
Vandaag kennen we hem allemaal als een fles slappe zeemzoeterigheid die in elk politiek correct warenhuis te vinden is en baarlijk veel omzet genereert, een beetje de Bert Anciaux van de wijnwereld dus. Het is eigenlijk de voorganger van de zovele drinkwijntjes, de ontelbare confituurpotten die we vandaag voor een 5-tal euro haast overal terugvinden. Achteraf bekeken is het logisch (toch volgens de huidige vrije marktlogica) dat de oorspronkelijke Liebfraumilch zo verwerd tot een banaal surrogaatproduct, want het is misschien wel één van de eerste voorbeelden van branding-marketism en alle mogelijke marktinstitutionele kronkels die zoiets met zich kan meebrengen. Omdat Liebfraumilch door zowat elke wijndrinker torenhoog de hemel in geprezen werd, gingen er steeds meer Hessische ‘uitvoerders’ (bekijk het vanuit stedelijk/regionaal perspectief) zich bedienen van allerlei louche praktijken om toch maar aan de vraag te kunnen voldoen en zodoende een stukje mee te profiteren van de hausse. Dat had natuurlijk als gevolg dat heel wat wijnen die als Liebfraumilch gemerkt stonden er doorgaans niet de minste verwantschap mee toonden: de druiven kwamen simpelweg van een perceel dat wel ergens anders lag dan tussen de kloostermuren. Dat was evenwel buiten een protectieve reflex van de Duitsche Natie gerekend, want in 1908 besloot men in de Kamer voor Koophandel van Worms dat het nu eens gedaan moest zijn met iets te verkopen voor wat het niet was (oui, la guère en Iraq …). Er werd beslist dat alleen Hessische kwaliteitswijnen nog de naam Liebfraumilch mochten dragen. Jammer genoeg was men wel even vergeten te omschrijven wat die kwaliteit dan wel inhield … . Je zou voor minder je tanden gaan bijvijlen en hoofden gaan afhakken in de Nieuwe Wereld!(1)

Madonna’s, blauwe nonnen en een vrijheer
Met het decreet van 1908 was dus niets opgelost. Integendeel, de productie van Liebfraumilch had nu zelfs een wettelijke basis. Vanaf nu werd Liebfraumilch dan ook steeds meer ervaren als een merknaam in plaats van een herkomstbenaming. Toch werd er in de jaren ’70 van de vorige eeuw een eerste stap ondernomen om deze absurde situatie aan banden te leggen. Het oorspronkelijke stuk wijngaard kreeg een eigen her-komstbenaming: Liebfrauenstift Kirchenstück. Op zich was dat natuurlijk een achterhoedegevecht dat hier beslecht werd, want ondertussen was Liebfraumilch al een brand name, een zodanig op zichzelf staande productnaam geworden dat haast niemand nog zou gedacht hebben aan die oorspronkelijke herkomst van de wijn. Het bestond al in allerlei vormen en varianten: van Liebfraumilch met producentnaam tot waarlijk gedeponeerde merken als Madonna en Blue Nun. Van authenticiteit was op dat moment in het concept Liebfraumilch al helemaal geen sprake meer (het werd dus m.a.w. een simulacrum). Er veranderde dus hoegenaamd niets aan de marktpositie die Liebfraumilch bekleedde. In 1989 probeerde men het evenwel nog eens met een inperking van de regio’s waar de wijn mocht geproduceerd worden tot het viertal Rheinhessen, Pfalz, Rheingau en Nahe. Daarnaast werd ook vastgelegd dat Liebfraumilch enkel nog mocht gemaakt worden van Riesling, Müller-Thurgau, Silvaner en Kerner. Ook het restsuikergehalte werd aan banden gelegd: ‘slechts’ 18 gr/l is nog toegelaten. Of daarmee de wijnen beter geworden zijn? Ikzelf kan er niet over oordelen, want als ik ooit één volledig glas Liebfraumilch gedronken heb, dan zal het veel zijn. Het gerucht gaat evenwel de ronde dat er een soort van differentiëring in het aanbod aan de gang is: er wordt nog steeds mierenzoete rommel geproduceerd die nauwelijks wijn te noemen is, maar anderzijds is er ook ‘betere’ Liebfraumilch die wel wat meer zuren bevat en daarmee wel een aangenaam drinkwijntje maakt in de trant van de simpele, doch lekkere Qba-wijntjes.
Wat het oorspronkelijke stamoord van Liebfraumilch betreft is er evenwel hoop. In de beginjaren van de 19de eeuw kocht de familie Valckenberg de geseculariseerde gronden van de vroegere Maria Stiftskirche van Worms op. Ook de wijngaard hoorde erbij. Al snel werden zij de belangrijkste en meest gerenommeerde producenten van Liebfraumilch. Toen het decreet van 1908 de Liebfraumilchscène trachtte te hervormen, besloten de Valckenbergs niet meer helemaal mee te stappen in het ritme van de processie. Er werd immers besloten de wijnen van het originele wijndomein te verkopen onder de veel later wettelijk bekrachtigde naam Liebfrauenstift Kirchenstück; een wijn waarvoor gemakkelijk evenveel per fles werd neergeteld als een voor een flesje Château d’Yquem … of hoe het verkeren kan! Anderzijds introduceerden zij ook Duitslands oudste merknaam: Madonna Liebfraumilch, Liebfraumilch pur sang, van authentiek abominabele kwaliteit waarschijnlijk. Er werd duidelijk op twee paarden gewed en dat is tot nu toe nog steeds de politiek van deze wijnbouwer/wijnexpor- teur. Vandaag produceert Valckenberg immers niet alleen slappe druiventhee à la Madonna en Zeller Schwarze Katz, maar bezit het ook een paar bijzondere wijngaarden in de Moezel (Erdener Treppchen) en voert het grote namen uit als Grans Fassian, Dr. Loosen, Reichsgraf von Kesselstatt, Graf von Neipperg, J.J. Pruem, Schloss Johannisberg, enz. Dat wierp ook zijn vruchten af voor de oorspronkelijke Liebfrauenstift-wijngaard: in het laatste decennium van de 20ste eeuw besloot men een samenwerking aan de gaan met de Rheingau-viticulteur Freiherr Heyl zu Herrnsheim voor het produceren van Riesling afkomstig van het Liebfrauenstift Kirchenstück. De Liebfraumilch zelf is dus een perfect voorbeeld van een Beaudrillards simulacrum want Liebfraumilch is zelfs geen Liebfraumilch meer … .


(1) Voor een podcast van "The Legend of Sleepy Hollow" waar in deze post naar verwezen wordt, klik hier of hier.

dinsdag, oktober 23, 2007 

Megapinot? - Megavino 2007 - I

Je kon er zelfs als confessionele anti-wijnnerd amper naast kijken: dat Heizelpaleis 3 tijdens het weekend van 20-21 zou omgetoverd worden tot grootste Weinstube van het land met potentieel de grootste dichtheid aan bluffende, onnozele dronkenlappen van heel Europa is welhaast niemand ontgaan. 400 m2 wijn verdeeld over een 260-tal standhouders die elk met de nodige gedrevenheid of verveelde terughoudendheid unieke paradepaardjes of banale omzetderby’s aan de man trachten te brengen, een evenement dat stilaan zijn objectief in vervulling ziet gaan: het vertegenwoordigen van de Belgische wijnbizz op een – toch al niet meer – bescheiden oppervlakte.

Een gat in je wijnemmertje?
Eén van de hoofdredenen om Megavino een bezoekje te brengen op vrijdagavond was het ondertussen al één jaar oude initiatief van Dirk Rodriguez (De Morgen , Kurkdroog): een soort van jury die in een rond een centraal thema georganiseerde proeverij een oordeel velt over een hele reeks wijnen. Ditmaal was het thema ‘De beste Pinot Noir uit de supermarkt onder € 15’. Een gewaagd thema, want supermarktwijnen hebben, al dan niet terecht, een twijfelachtige reputatie en voor Pinot Noir geldt dat eens te meer. Het is immers bij uitstek de druif waar je voor dokt of je bent genegerd, simple comme ça.
Geheel onbegrijpelijk is dat niet echt. Pinot Noir is immers – ja, het mag gezegd – een rotdruif: ongeveer elke wijnstokziekte, waaronder zeker de verwoestende Pierce’s disease, bladrolziekte, enz. heeft gemakkelijk 100% slaagkans, de variëteit zelf is genetisch onstabiel wat betekent dat elke stek van een andere kwaliteit kan zijn, Pinot Noir loopt vroeg uit wat haar erg kwetsbaar maakt voor voorjaarsvorst, … , om maar een paar problemen op te noemen. Anderzijds is het zo dat de vanoudsher geïnstitutionaliseerde feodale verkavelingen in de wijngaarden van de Côte d’Or er de reden voor zijn dat een gemiddelde fles Bourgogne een stevige greep uit de portemonnee kost: kleine oppervlakte, een beperkte productie, als vanzelfsprekend een vorm van exclusiviteit. Er moet geen tekeningetje meer bij gemaakt worden: combineer deze twee gegevens en je weet eigenlijk al waarom een doorsnee flesje meestal niet voor € 5 van het schap te plukken valt. Maar ondanks alles blijft Pinot Noir nog steeds op een voetstukje staan: sommigen verpachten hun leven ervoor en er worden zelfs films over gemaakt (nee, niet alleen very-middle-of-the-roadmovie Sideways). Anderzijds is Pinot Noir een druif die, volgens de over- levering, als wei- nig andere vari- eteiten rea- geert op het terroir: kleine nuances in kli- maat, een beetje meer kalk in de bodem, een 2% grotere hellings- hoek, een ande- re wijnmakers- hand, … elk klein verschil in het traject van de stok tot de fles zou zijn sporen nalaten in het eindproduct. Die enorme gevoeligheid heeft onrechtstreeks ook als gevolg dat de potentiële verschillen van appellatie tot appellatie, van cru tot cru en zelfs van fles tot fles enorm kunnen zijn. In macroperspectief betekent dat dus ook dat er eenvoudig ondrinkbare, maar daarnaast ook onbegrijpelijk goede Pinot Noirs zijn. En dit, hoe kan het ook anders, weerspiegelt zich natuurlijk ook in de marktwaarde van elke fles waar nog maar een drupje Pinot Noir zit, want, zo wordt gezegd, anders dan sturdy Cabernet Sauvignon of flabby Merlot, is ze een druif voor de ‘echte’ kenners die, kost wat het kost, wel iets uniek in het glas weten te appreciëren.

‘Minder moeite om meer te krijgen?’
“Ha, hoe zit het dan met die Nieuwe Wereld?”, hoor ik u denken. Teleurstelling alom: geen steengoede Casillero-typetjes voor een standaardprijsje. Ook in de Nieuwe Wereld slaat men met graagte munt uit de ambigue reputatie die Pinot Noir geniet, want een druif die zo moeilijk fatsoenlijke resultaten oplevert, ga je nu eenmaal niet voor een appel en een ei verpatsen, zelfs wanneer ze bij jou als bloemkool uit de grond schiet. Dat betekent evenwel niet dat je uit gelijk welk Nieuwe Wereldland heerlijke Bourgogne- clonen of simpele, maar lekkere varietal-wijntjes mag verwachten. De druiven groeien misschien wel goed en men heeft misschien wel minder last van ongeschikte klimaatsomstandigheden of ongewenste gasten in de wijngaard, toch wil dat niet zeggen dat de wijnen zelf ook sowieso interessant zijn. Net als in Bourgondië is het in de hogere prijsklasse vergeven van de gimmicks en vind je in de lagere prijsregionen evenveel oninteressante flutwijntjes als ronduit ondrinkbaar gefermenteerd sap. Niet meteen een big step up dus.
Het enige land dat, volgens velen, zichzelf een waardige Pinot Noirproducent mag noemen is Nieuw-Zeeland. Zowel het klimaat als de bodemgesteldheid zou in veel plaatsen parallel lopen aan die van het zo gehalode gouden lint in über-Weinland. Daar is wel wat voor te zeggen: eerste verguisd en beschimpt, blijken de schaapjes toch wel wat deftigs uit hun wol te persen. Zoek je naar een koopje dan kom je hier echter ook weer niet aan het juiste adres, want voor een deftig flesje Pinot dat naast zijn doorsnee Bourgondisch neefje op de schoolbanken gezeten heeft betaal je al gauw minstens € 30. Dat is niet niks natuurlijk, maar eerlijk is eerlijk: mijn ervaring leert dat wat er in je fles zit doorgaans ook niet niks is.

Licht aan den einder
Betekent dat dat je voor een bescheiden aantal flesjes van het ‘edelste’ rood vocht steeds richting faillissement mag gaan? Gelukkig niet: er is licht aan den einder en dan heb ik het niet over de occasioneel heerlijke Oltrepò Pavese Pinot Nero of de meestal wel weer peperdure Oostenrijkse Blauburgunders. In Duitsland wordt sinds mensenheugnis een druif verbouwd die als Spätburgunder bekend staat, niets anders dan een wat Duits correcte naam voor Pinot Noir. Spätburgunder bot immers iets later dan Frühburgunder ofte Pinot Madeleine, een ras dat vandaag haast verdwenen is, maar hier en daar in Duitsland nog in ere gehouden wordt (en ongehoord interessante wijnen kan opleveren). Duitse wijnboeren vinden het daarenboven helemaal niet nodig om steeds weer gelijk welke affiliaties met de Bourgondische Pinot Noir te benadrukken, of het nu om naam, gelijklopend klimaat of bodemgesteldheid gaat. Zowel in de Pfalz als in Baden-Württemberg vind je de ene Spätburgunderwijngaard na de andere. Toch heeft de doorsnee wijnconsument en zelfs het kruim van de wijnafficionado’s nog steeds geen flauw benul van de kwaliteit en de authenticiteit van de Duitse Pinot-Noirs. En dan hebben we het nog niet over de prijs waarvoor je die kwaliteit mag genieten. Voor een € 25 heb je al een bijzonder geslaagd voorbeeld dat zijn gelijke nergens kent.

Groentensoep en turnsloffen
De line-up voor de Kurkdroog-tasting was eigenlijk een perfecte doorsnede van het globale marktaanbod aan Pinot Noirs vandaag de dag: grotendeels Frans (bijna voor 90% Bourgogne), wat Chileens en een restfractie uit andere Nieuwe-Wereldlanden. Andersom zou je kunnen zeggen dat deze reeks te proeven wijnen een perfect beeld geven van wat de hedendaagse consument enerzijds beschouwt als een degelijke wijn – al dan niet met de wetenschap dat die dan ook van Pinot Noir gemaakt is – en anderzijds onder Pinot Noir wil verstaan. Daar zijn Bulgaarse of Hongaarse wijnen beslist niet bij en ook Italiaanse voorbeelden hebben weinig in de pap te brokken (alhoewel Delhaize wel een exemplaar in de rekken heeft staan). De meest opvallende afwezige op de bühne is evenwel de Duitse Spätburgunder. Zit daar de historisch ‘slechte’ naam van Duitse wijn voor iets tussen? Zeker wel ... en toch: één van de scoops tijdens deze editie van Megavino was de sterke opmars van Duitse wijn (al dan niet van ‘Classic’-tag voorzien). Duitse Riesling blijkt het goed te doen, maar voor de rode wijnen – laat staan voor de minder bekende witte cultivarwijnen – is er blijkbaar geen markt, of ... wordt er geen markt gecreëerd? Hoe het ook zij: was de afwezigheid onterecht? Zeker! Tijdens diezelfde avond kon ik immers een paar Spätburgunders proeven die veel Pinot Noirs uit andere delen van de wereld het nakijken geven (daarover in een volgende post meer).
De vraag die heel wat proevers zich zeker stelden was alleszins of het cliché-beeld dat we hebben van goedkopere Pinot Noir nu wel degelijk onterecht is of jammer genoeg mag behoren tot de zovele clichés die maar al te waar zijn. Eilazie ende ach! Het pleit werd voor mijn part beslecht in het voordeel van de laatste optie. Erik en ik waren het er immers meermaals over eens dat een wijn ofwel uitblonk in de ondrinkbaarheid, ofwel simpelweg niets te vertellen had en bijgevolg het etiket non-wijn waardig was. De reeks losers varieerde in verschijningsvorm van groentesoep en Oxo over Haribo kersensnoep tot witte turnsloffen. Enfin, niet meteen om over naar huis te schrijven dus.
Als ik mijn eigen nota’s erop na sla, dan valt me op dat praktisch alle wijnen wel een goede, rasgetrouwe kleur hebben: de meeste wijnen zijn zacht karmijn en naar behoren doorzichtig. Banale concentratiewijnen waren er hier niet bij (spijtig genoeg vind je die dan soms wel weer terug in de hogere prijsklasse). Het lijkt er dus wel op alsof zelfs in de lagere prijsklasse die kleurfragiliteit toch nog als typische en noodzakelijke eigenschap wordt ervaren. Qua smaakprofiel blijkt die standaard echter duidelijk moeilijker na te streven. Slechts enkele wijnen vertonen een mooi evenwicht tussen helder klein rood fruit of cassis, frisse zuren en sappige tannines met de nodige elegantie. Dan heb ik het nog zelfs helemaal niet over complexiteit!
Qua verdeling van de wijnen uit de steekproef (gebaseerd op de input van de Kurkdroog-site) zien we duidelijk een overwicht van Franse wijnen, die allemaal, op één na, uit Bourgondië stammen. Het resterende derde is ongeveer gelijk verdeeld over Chileense, Tasmaanse en Nieuw-Zeelandse wijnen. Ongeveer elke prijsklasse is vertegenwoordigd in beide groepen. De laatste groep scoort gemiddeld beter dan de eerste: ze behalen een gemiddelde van 79% op mijn scoreblad en er zijn in feite geen outliers, hetgeen wil zeggen dat de groep qua kwaliteit alleszins homogener is. De Franse Pinots blijven op 74% steken en variëren tussen 67% en 77%, terwijl de Nieuwe Wereldwijnen op kousenvoeten reiken tot 83%. Kunnen we hier dan uit concluderen dat overzeese Pinots doorgaans een meer constante prijs-kwaliteitverhouding hebben? Wat deze steekproef betreft alleszins wel, maar daar moeten we dan toch bij bedenken dat het enkel warenhuiswijnen zijn, dat het slechts om het basissegment van de markt gaat en dat deze steekproef beperkt is: meer cijfers geven meer nuances. Toch kan ik niet ontkennen dat mijn volkomen onschuldige aanleg om voor een goede Pinot Noir al snel buiten de Franse grens te gaan kijken, weer eens een klein beetje bevestigd en aangesterkt wordt (dit weekend - buiten Megavino om - eens te meer, maar daarover later nog wat). De beste fles (83%) kwam immers uit Nieuw-Zeeland!

Een overzicht van de wijnen en de algemene uitkomst van de proeverij vind je binnenkort op de webstek van Kurkdroog. Mijn proefnota’s verschijnen ooit wel eens in de rekken van The Orbis’ Wineshed.

zaterdag, oktober 06, 2007 

How else can two become one, more than in one child? - Eten en wijn: Mariage 1

"Menu met aangepaste wijnen", het staat vandaag zowat op elke restaurantkaart. Wijn is terug in en koketteren met je kennis van wijn kan indirect, maar zeker opvallend genoeg, door te pretenderen dat jij als restaurateur net die ene wijn gevonden hebt die bij dat unieke gercht past dat je op het bord van je klant tovert. Of niet soms? De één begint al instemmend te knikken, de ander gaat er spontaan van grimlachen, want, gaat het ook hier weer eens niet over een platgetreden en kleverig cliché dat door de huidige holle-leuzen-op-je-bordcultuur hoog in het vaandel gevoerd wordt?

Dikwijls gaat het inderdaad om oninteressante passe-partoutwijnen die in feite qua aangepastheid zelden verder komen dan een bord spaghetti met een pils. Allez, in de vele brasserieën die ons landje rijk is gaat het zelfs niet om zogenaamde passe-partoutwijnen, maar eerder om crowd-pleasers, wijnen die eerder om de grootste gemene deler van het cliënteel gekozen zijn dan op het te begeleiden gerecht. Neem er dan nog eens bij dat het de werkpaardjes van de wijnkaart zijn die zelden verder komen dan de biergrens (behalve qua prijs natuurlijk), en je kan enigszins misnoegd, maar misschien wel gewaarschuwd, concluderen dat de frase 'aangepaste wijnen' misschien wel één van de meest cynische verkoopstrucs dekt in de hedendaagse horeca.
Jammer, want, zoals uit de voorgaande post bleek, kan het ook wel even anders. Bij Trente betekende 'aangepaste wijnen' niet meteen iets alledaags. Zowel het gerecht als de wijn werden er beter van, en is dat nu eigenlijk niet het uiteindelijke doel van de combinatie van een welbepaalde wijn met een welbepaald gerecht? Is dat nu net niet de idee die achter het meer dan wijn behelsende concept 'mariage' schuilgaat? Elke beetje wijnliefhebber weet echter hoe moeilijk het vinden van een goede 'mariage' tussen een wijn en een gerecht is. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat het quasi perfect kunnen harmoniëren van gerechten en wijnen een kunst is die hoog aangeschreven staat en bij voorbeeld het minieme verschil uitmaakt tussen die ene sommelier die bij de allerbesten hoort en die andere die tot de absolute top behoort.
Net zoals bij elke kunst zijn er des règles d'art: bepaalde principes waaraan de harmonie tussen een gerecht en een wijn onderworpen zou moeten zijn. De onontwarbare mix van culturele (en dus dikwijls historische), folkloristische en gastronomische voorschriften die deze zogenaamde regels van de kunst geworden zijn, maken het voor elke wijnliefhebber echter heel moeilijk uit te vissen hoe het nu eigenlijk echt zit in vele gevallen. Witte wijn of rode wijn bij sommige soorten vis, Sauternes bij blauwgeaderde kazen, een Riesling Auslese, een sherry of gewoon een sterke droge witte wijn? Hoe zit het nu eigenlijk? En waaraan ligt het nu of een wijn al dan niet kan samengaan met een recept? Zijn er regels die altijd te volgen zijn? Of ga je gewoon altijd af op je eigen smaak? Ook wij stellen ons toch regelmatig zulke vragen. Daarom liepen we al een tijdje rond met op regelmatige basis eens een post te doen over 'mariage', het concept, de regels, de achtergronden voor die regels en de heerlijke combinaties die je uiteindelijk als uitkomst kan hebben bij een weldoordachte mariage. Daarom besloten we samen met de meest culinaire blog der Lage Landen in zee te gaan: Culinair Atelier. Vanaf vandaag vind je elke eerste zaterdag van de maand op deze blog een post waarin we aandacht besteden aan één van de vele facetten van de mariagekunst, geïllustreerd met een onweerstaanbaar lekker voorbeeld. In The Orbis' Wineshed vind je de proefnota van de begeleidende wijn terug en, last but not least, in Culinair Atelier wordt uit de doeken gedaan hoe je het te begeleiden gerecht zelf kan bereiden.

Vandaag: Kip met citroen en kruiden.

Add to Technorati Favorites

Photobucket - Video and Image Hosting

Info

  • Officiële site van de Fratres Organoleptici
  • Volgende bijeenkomst: 04 januari 2008, Auprès de la manège à St.-Trond
  • Gezagvoerend chevalier: Amaronese
Info

Belgian wineblogging fellas:

E-mail


Heb je vragen of wil je ons iets laten weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!



Foodrank.eu

Powered by Blogger