woensdag, november 21, 2007 

Vino argentino: it takes more to tango.

Met de volgende Orbisproeverij in het verschiet voor komend weekend, wordt het wel hoog tijd voor een terugblik op de laatste proeverij, die aangekondigd werd als El vino del país del tango, voor zaterdag 20 oktober 2007. Argentijnse wijnen, tiens, tiens, dacht ik, daar zou nog wel eens meer dan de bandoneonmuziek van mijn favoriete melancholieker Piazzolla in kunnen zitten! Argentinië, met meer dan 200.000 hectare wijngaard verreweg de grootste wijnproducent van Zuid-Amerika, heeft ongetwijfeld heel wat te bieden. Helaas pindakaas bleef ik qua wijnselectie op de overigens heel gezellige proeverij wel serieus op mijn honger zitten, want zelden heb ik zo een reeks slechte wijnen achter elkaar geproefd. Al steekt een serie-ervaring met te warme Duitse wijnen op Megavino 2006 deze wanprestatie aardig naar de kroon…

Ik betrapte mezelf er net op dat ik heel de voorbije maand met mijn proefnotities in mijn werktas heb rondgelopen, waar ze zich verscholen achter een outprint van Socio-historical linguistics and the history of French. Misschien onbewuste verdringing? Of impliciete weigering het dossier toe te voegen aan de collectie proefnotities die ik in het voorbije anderhalf jaar heb opgebouwd?
Wat er ook van zij, de Argentijnse wijnen van de proefselectie hebben de test niet bepaald doorstaan. De Etcharts, Torino’s en de Finca Flichmans van die avond hadden veel te veel alcohol en waren, op zijn zachtst gezegd, unidimensioneel. Als relatief betere uit de reeks kwamen de Malbec 2006 van Finca Flichman en een Tannat van Michel Torino van hetzelfde wijnjaar naar voor, maar die wijnen zou ik wel eens in een andere context willen proeven voor ik er een uitgebreidere proefnotitie en een genuanceerder oordeel aan wijd. Ik kies er dan ook bewust voor om niet dieper in te gaan op de identiteit en kwaliteit van de individuele wijnen.

Zijn Argentijnse wijnen nu slecht?
Een Homer-Simpsonwaardige ‘Doh’ is het enige antwoord op zo een foute vraag. Tsssk, tsssk. Een dergelijke veralgemening kan en mag niet gebeuren, hier moeten gewoon andere vragen gesteld worden. De wetenschapper in mij wordt wantrouwig bij een dergelijke reeks gelijkaardige ervaringen en gaat post factum op zoek naar een mogelijke oorzaak, of beter nog, en dat is waar mijn filologische voorkeur naar uitgaat, de zeer waarschijnlijke combinatie van verschillende factoren. Het probleem zit hier niet zozeer in de Argentijnse wijnen, maar in de selectie.
In de eerste plaats werd de wijnselectie duidelijk bepaald door een budgettaire beperking, met name een toplimiet van 9 euro. Nu heb ik daar niets op tegen als dat het enige beperkende criterium is: het is en blijft een mooie uitdaging om voor een redelijke prijs goede wijnen te vinden. De Sparkling Rosé van Jacob’s Creek bijvoorbeeld heeft anderhalf jaar kritisch proeven met glans overleefd en ik geniet er zeker een stuk bewuster van dan in het pre-Orbistijdperk. En dan had ik eigenlijk al aardig wat oud-wereldlijke Bordeaux, Chardonnays, Champagnes en Chablis op mijn actief staan, dankzij de ouderlijke voorkeuren...
Selectiecriterium nummer twee was blijkbaar het verkooppunt, want de wijnen kwamen van Colruyt of Carrefour. Tegen supermarktwijnen heb ik absoluut niets, want ik kan een aantrekkelijke prijs-kwaliteitverhouding meer dan waarderen, maar waarom enkel deze grootwarenhuizen? Zouden er echt geen Argentijnse wijnen voor dat budget te krijgen zijn in Delhaize, Cora, Lidl of zelfs de Aldi? Een wel heel retorische vraag… Bovendien zijn er kleinere wijnhandelaars die zelfs voor een dergelijk budget interessante flessen in hun aanbod hebben.
Het bijkomend probleem van een dergelijke beperkte selectie is dat de wijnen op de manier automatisch verengd werden tot een paar welbepaalde wijnbouwers en dus ook tot twee wijnstreken, i.c. Mendoza – de meest bekende en toeristisch ook de meest gehypete regio – en Salta in het noorden. Er waren dus slechts twee wijnstreken vertegenwoordigd van de tien (Jujuy, Tucuman, Catamarca, La Rioja, Cordoba, San Juan, La Pampa en Rio Negro) die gewoonlijk worden onderscheiden.
Ik hoef eigenlijk niet verder te gaan in mijn beschouwingen. Spijtig genoeg bleken de gehanteerde selectiecriteria niet te werken. En het had zo mooi kunnen zijn ... een mooi opgebouwde en gevarieerde reeks wijnen, zelfs binnen een budget van - laat ons afronden - maximum 15 euro per fles moet toch praktisch haalbaar zijn? Zeker als ik dan in een on-line nieuwsbrief van Decanter volgende headline onder ogen krijg: 'Argentina awards focus on affordable wines’ en in de eerste paragraaf al lees dat slechts één winnende fles, de witte blend Luigi Bosca Gala 3, meer dan tien dollar kost. Gezien de huidige koers van de dollar versus de euro, zelfs in de huidige economische crisis (want die is er, wat onze regering, of wat daarvoor moet doorgaan, ook beweert) en met importkosten erbij, moeten dergelijke wijnen toch voor een schappelijk bedrag te krijgen zijn in België.

Whishful thinking.
Dat belet me echter niet om stil te wensen dat ik ooit mag proeven van een paradepaardje als Cheval de los Andes, de joint venture van Roberto De la Mota en Cheval Blanc (zie o.a. Winespectator), of eens te controleren wat Michel Rolland produceert op Yacochuya en Val de Flores, zijn twee domeinen in Argentinië. In afwachting moet ik misschien toch eerst maar eens zelf een Argentijnse proeverij organiseren en beginnen waar deze post stopt.

Post Scriptum: a word of caution to this tale.
Deze post beoogt allerminst de organisator van de proeverij te bekritiseren: het was een uitermate gezellige proeverij waarbij excellente hapjes, bijzonder authentieke muziek en veel zwemmende humor werden geserveerd. Het is echter niet de eerste keer dat de wijnen door beperking tot één handelaar of zo tegenvallen, al heeft het ook al schitterende resultaten (ik denk dan maar aan de Zuid-Afrikaanse wijnproeverij) opgeleverd. Omdat dat in de eerste plaats voor de organisator niet zo fijn is, tracht ik dergelijke ervaringen te voorkomen door de mogelijke oorzaken op een rijtje te zetten.

maandag, november 19, 2007 

Van VdP tot Funwijn - Eten en wijn - Marriage II - Deel 2

Vergeten tijd, schone tijd. Hoe simpel was het vroeger met wijn aan tafel: een VdT'tje en een mens was gelukkig. Daar hadden we het al over in de vorige post. Nu de VdT zo stilaan een bedreigde diersoort geworden is en de stropers van het branding-marketism de laatste reservaten van kostbaar goed omheinen, is het uitzoeken van een glaasje rood of wit bij uw a point gebakken krokodillensteak niet meer van de poes. Of toch? Bert en Bobje staan u bij met raad en daad!


‘Democratising the wine world’.

In een Westerse democratie is het gelijke-kansenbeleid een key-concept en dat is het terecht. Supermarkten zijn daar in feite – oppervlakkig gezien dan toch – een mooi voorbeeld van, zo lijkt het wel. Keuze en overvloed aan elke prijs. Wat je ook wil spenderen aan een bepaald product, in een supermarkt kan je haast altijd terecht. Je kiest zelfs naargelang het belang dat je hecht aan een bepaald product niet alleen aan welk merk je je geld uitgeeft, maar ook naar welke supermarkt je gaat. Van Aldi tot Delhaize, van Lidl tot Cora, ieder vindt er wel iets naar z’n zin of budget. Voor wijn is dat niet anders: van 3 tot 30 EUR, je vindt wel wat.
Voor wijn zit (zat?) er evenwel een addertje onder het gras: een twintigtal jaren terug werd wijn immers aanzien als een luxeproduct. Het grote publiek – hét doelpubliek bij uitstek van de supermarkten – had het niet meer zo begrepen op een wijn voor elke dag. Hoe overtuig je mensen dan om hun portefeuille open te doen voor iets dat ze niet spontaan met massa’s in hun winkelkarretje laden. Wel, heel simpel: informeer hen, of beter adformeer hen. Ga een beetje de ID21-toer op (toevallig dat deze partij in dezelfde periode opgang maakte?): korte boodschappen, die mensen een beetje tot denken aanzetten, maar voor iedereen begrijpelijk zijn én zeer betrouwbaar lijken. In de politiek doe je dat door ‘de stem van de mensen’ te zijn (‘midden de mensen’, weet u wel). Je zoekt aanknopingspunten bij wat er onder de mensen heerst. Je benadrukt dat politiek iets is voor iedereen: je bezoekt rusthuizen, je doet mee aan spelprogramma’s, je stapt vooraan in de Witte Marsen, je introduceert schaterlachende Vlaamse zangeressen in je eigenste partij, je deelt bbq-cheques uit, … alles voor het ‘samen komen we er’, voor het ‘met u’.
Hoe doe je dat met wijn? Heel simpel: je plakt het equivalent van Bert Anciaux op de rug van de fles. Zo’n overzichtelijk etiket met mooie tekeningetjes en heel wat frasen in de trant van ‘un vin de grande qualité qui se porte bien au bon repas avèc la famille ou des amis’. Et voilà: simpele boodschap voor iedereen begrijpelijk met een duidelijke nadruk op ‘la convivialité’, het samen genieten, of het bezoek nu buurman ‘Franske die een boilerke komt placeren’ is, of ‘menier den doktoor’, het maakt niet uit, want iedereen lust toch een goed glas, niet? Die idee van ‘gelijkheid’ was zelfs wat wijder verbreid dan de rayons van de supermarkt zelf. Denk maar aan de – weliswaar oprechte – leuze van Château Simple: “wijn voor beginners, die ook de kenners wel bevalt”. En in het begin van de jaren tachtig was daar ook iemand die met enkele gestencilde blaadjes plots de wereld veroverde, want hij maakte wijn – elke wijn, zo werd er gezegd voor iedereen toegankelijk. Dat beaamt Big Bob nog eens in het Mondovino-interview terwijl ie in z’n auto The Golden Gate Bridge over rijdt en zegt: “I democratised the wine world”. Mooie setting, knap camerastandpunt, goede cut, schitterende iconografie … en het is meteen duidelijk dat er hier iets schort: wat democratiseer je? Het product of het hele gebeuren er rond? Meer nog, democratiseer je het hele gebeuren er rond niet met het vervagen van de kwaliteiten van het product zelf als onafwendbaar gevolg?


Van Jan met zijn no-brainers.
Dat is een evolutie die vandaag haast niet meer merkbaar is, zo erg zit het ‘wijnspreken’ verstrengeld in hectoliters begrippen die los staan ten opzichte van hun eigenlijk referent. Dat is met concepten als marriage en aangepaste wijnen zeker het geval. Ze zijn haast uitgehold tot passe-partoutbegrippen, termen die iedereen in de mond neemt om te participeren in het spreken over wijn en zich te identificeren met een bepaalde graad van gelijkheid (want er zijn niveaus van gelijkheid en gelijkheid). De markt speelt niet alleen een rol in het proces van die uitholling, maar ze teert ook op de uitholling. Dat is, zoals ik al zei, één van de redenen waarom de aangepaste wijnen je na een paar restaurantbezoeken langs de oren uitkomen. En het is evengoed de reden waarom er ontzettend veel wijnen als drinkwijn, spaghettiwijn, funwijn, partywijn, no-brainer en dergelijke worden aangeprezen. Wat betekenen deze begrippen immers? Zeggen ze iets over de wijn? Buiten de betrekkelijk schappelijke prijs – mind you € 5! iets wat je vroeger nooit aan een fles VdP uitgaf – niets. Zelfs die schappelijke prijs is geen regel. Zelfs Bordeaux GCC’s worden al eens omschreven als “heerlijke no-brainers om samen met vrienden te genieten”.
En surplus is die discoursvervlakking te zien het concept van de marriage. Welk referentiepunt staat immers gegarandeerd bij de shoppende huisvrouw, hippe student, wijn-Jan-met de pet? Eten natuurlijk, want dat is hetgeen waarvoor ie in de eerste plaats naar de supermarkt komt. Dus wat zet je achteraan op de fles: het gerecht waar de wijn in kwestie bij past. Liefst in iconentaal (dan moet je zelfs die leesbril niet bovenhalen) en liefst ook in iconische taal: wild, paté, kazen of zeevruchten. Dat een simpele Côtes du Rhône verdomd lekker kan zijn bij een banale cassoulet, zet je zeker niet op die fles uitzon- derlijke wijn die je verkoopt (vin exceptionnel de qualité excep- tionnel, weet u wel; zéér uitzon- derlijk!). Wild, paté, kazen of zeevruchten en liefst nog alle- maal tegelijk. Geef niet teveel informatie en schrik je potentiële koper niet af met iets te specifiek. Stel je voor dat ie zich nog ongerust gaat maken over het feit dat je wijn niet bij zijn wortelenstoemp van vanavond past … .


"Play it again, Sam!"
Het concept marriage is dus evenzeer een begrip waarin je marketingtechtronics moet scheiden van wat werkelijk in je fles zit en op je bord komt. Als je zelf al een paar maal geprobeerd hebt een wijn uit te zoeken die écht past bij je gerecht, dan weet je dat dat passen veel verder gaat dan de oppervlakkige prietpraat die doorgaans over marriages verkocht wordt. Het rugetiket bekijk je dan meestal al niet meer. Wel ga je al eens zoeken naar beschrijvingen van de stijl die je mag verwachten van de streek, de wijnmaker, het jaar, of je zoekt op met wat voor soort blend je te maken hebt. En dan nog, proeven blijft uiteindelijk toch de boodschap. Dat ervoeren wij weer eens met een recept van foodfan waarvoor wij aangepaste wijnen gingen zoeken. Geen sinecure bleek dat. Van de vier nieuw gekochte wijnen bleek er geen één te passen bij het complex aromatische gerecht van onze blogchef. Wanhopig struinde ik dan maar weer naar de kelder en haalde een laatste en extreme steun en toeverlaat uit de kelder vooraleer ik zou overschakelen naar een bier. En wonder boven wonder: dit prijsbeest stond zijn mannetje!

Het recept vind je in Culinair Atelier en de proefnota met marriage-uitleg vind je terug in de Orbis’ Wineshed.

dinsdag, november 13, 2007 

Van VdP tot Funwijn - Eten en wijn: Mariage II - Deel 1

Mariage ... een woord met vele betekenissen, zeker voor een wijnliefhebber. Normaal gezien verstaan we er het samengaan van spijs en drank onder en meer specifiek het combineren van een fijne wijn met een gastronomisch gerecht. Dat lijkt eenvoudig, ware het niet dat zo een simpele definitie op vele manieren kan bekeken worden. Je kan je bijvoorbeeld afvragen waarom plots haast iedereen over mariages en uitgelezen wijn- en spijscombinaties begint te spreken. In een restaurant rammen ze de aangepaste wijnen haast door je strot. Zelfs in het o zo lofty wijndiscours hoor je er wat over ten berde te brengen. En welke trouwe Knack-lezer is het bijvoorbeeld nog niet opgevallen dat onze eerbiedwaardige Herwig Van Hove aan termen als ‘biergrens’, ‘bbq-wijn’ en ‘gastronomische wijn’ bijzonder veel belang hecht?


Diene goeien ouwen tijd.
Er is de laatste tien jaar wel het één en ander veranderd in de consumptie van wijn. Vandaag de dag zijn er zeker heel wat meer consumenten die al eens graag – zonder al teveel nadenken en humdrum – een flesje ophalen bij gelijk wat vrouwlief op tafel tovert. Dat was vroeger heel anders. Een fles wijn werd enkel op tafel gezet voor een niet doordeweekse ‘gele- genheid’. Dat ging met de nodige plechtigheid en de juiste égards. Wijn op tafel was zo bijna het teken van ‘er moet hier wel iets gevierd worden’. Ging het op zondag hoogdag over een Bordeaux of een Chablis bij het vispannetje, het gebraad of de kip met citroen, dan werd Champagne pas echt een speciale gelegenheid gereserveerd: doop, huwelijk, diploma, ... noem maar op. Er werd ook redelijk eenvoudige termen gedacht over het samengaan van eten en wijn – een mariage samenstellen was eerder iets voor een expert, een echte wijnkenner, een klasserestaurant. Witte wijn ging bij vis, rode bij vlees, champagne als aperitief. Enkel een zoete wijn mocht zich waardig achten naast een koude schotel, een aperitiefhapje, een dessert of gewoon een stuk gebak. Wat was het ooit eenvoudig!
Ik herinner me nog goed hoe ik als kind mij levendig de Franse werkman met zijn stokbrood en zijn kruik wijn ’s middags op de chantier gezeten kon voorstellen. Dat was zo één van de stokpaardjes van m’n grootvader: "In Frankrijk dronk men elke dag wijn, zelfs tijdens het schaften op ’t werk." En dan keek ie even met dromerige blik voor zich uit. Veraf was die realiteit zelfs niet, want in de mijnstreek brachten de Italianen hun kruik of fiasco ook gewoon mee en in de Italiaanse supermarktjes kon je dus voor haast geen geld enkele liters wijn kopen. Bompa was daar niet vies van, en eh … het moet gezegd: super was die wijn niet, maar ’t was drinkbaar en dorstlessend vocht zonder enige pretentie. Het equivalent van een pint of een glas water, gewoon met een ander smaakje, zo dacht hij erover (en ja, de dokter had dan ook nog gezegd dat twee glazen wijn per dag gezond waren, so …). Hier en daar vind je in Italië nog steeds van die flesjes. € 2 à 3 zonder meer, democratisch, maar ja, in de huidige marketingcontext hopeloos achterhaald.


The French paradox???
Zulke tafelwijn is natuurlijk gemaakt om zowat elke dag te drinken. Je stelt je geen vragen over het juiste gerecht bij zo een flesje. Meestal weet je zelfs niet eens van welke druiven ze gemaakt is. Complexiteit moet je niet verwachten en finesse hoort er al helemaal niet bij. Geen wonder dat dit soort wijn compleet verdwenen is. Geen wonder dat de Franse VdT-appellation lijkt op een uitgemergelde André Flahaut. Een tragisch en tegelijkertijd lachwekkend zicht.
En toch … . Is dit soort wijn wel verdwenen? Misschien niet. Ga de rayons in de supermarkten eens na, schuim het basisassortiment van een willekeurige groep wijnhandelaars af en je staat versteld van wat je vindt: vermomde VdT's opgevist in een basisappellatie. Overal vind je massa’s flessen met een rugetiket waarop in beeldende taal verteld wordt bij welk gerecht de wijn in je hand dan wel moet passen. Meestal gaat dat weliswaar niet veel verder als: vis in saus, wild, patés of harde kazen. Nogal breed dus en weinig suggestief. Stel je je die vraag niet en ga je enkel af op het etiket – dat kan je verwachten van de doorsnee consument die graag een glas wijn bij het eten heeft –, dan zou je echter verwachten dat het hier evenwel gaat om een wijn die iets ‘aan de tafel te brengen heeft’. Jammer genoeg blijkt dat in 90% van de gevallen niet zo. Eens geproefd blijkt dat het doorgans helemaal niet gaat om een wijn met ‘gastronomische kwaliteiten’, wel, in het beste geval, om een banale non-wijn die niets te vertellen heeft, laat staan dat hij bij het één of andere gerecht past.
Zulke wijnen varen dikwijls onder de vlag ‘drinkwijn’ of ‘pastawijn’ en daar zit hem net de paradox. Het gros van zulke wijnen is even indifferent als de vroegere VdT. Het enige verschil zit hem dan in de appellatienaam die op het etiket prijkt én – erg belangrijk voor de consument – in het ‘informatieve’ rugetiket. Het is dus vast helemaal niet uit de lucht gegrepen wanneer je zou veronderstellen dat dat rugetiket een clevere marketingtrick is waarmee heel wat VdT’s opgevist worden uit de grijze wijnoverschotpoel die al heel wat Europese commissarissen ettelijke grijze haren gekost heeft. De werking van het rugetiket is heel simpel: een doorsnee consument gelooft spijtig genoeg niet meer in de eenvoudig vis/wit- of vlees/rood-regeltjes. De relatieve verrijking en de openheid van de Europese markt hebben er immers voor gezorgd dat niet alleen het aanbod toenam, maar ook de kieskeurigheid van de consument en de nood aan kennis van selectiecriteria. Als consument wil je immers het beste voor je geld. Indirect is deze evolutie zeker één van de factoren die meespeelde in de teloorgang van de VdT.


Rode vlaggen en simpele châteaux.
Het probleem met deze evolutie was echter dat een heel groot aantal alledaagse wijndrinkers van vandaag op morgen afhaakte. VdT’s werden niet meer gesmaakt, de betere wijnen werden snel als te duur ervaren en er waren frisdrankalternatieven genoeg. Wijn werd in de ogen van heel wat mensen een insiders-bedoening, zoniet een bourgeois-drank. Je kocht namen of je kocht niets. Mijn eigenste ouders stammen uit deze generatie. Zeker als studenten was wijn voor hen een ongehoorde toegeving aan een verderfelijke, kapitalistische spilzucht (de invloed van ideologieën van die tijd mag je echt niet buiten beschouwing laten in marktevoluties). Gelukkig veranderde dat op het moment dat ze zelf hun steentje bijdroegen aan onze zo alom geprezen welvaartmaatschappij. Wijn kon af en toe. Maar een dure fles met een naam op was om cadeau te geven of te krijgen. Wat je zelf kocht, mocht de 200 BEF niet overstijgen. Een wijnhandel werd gemeden, want daar moest je al een etalage zonder prijzen voorbij. En naast de self-supply van een vriend van een vriend die een wijnmaker goed kende en daar zelf wijn ging halen, was de supermarkt de aangewezen plaats.
Supermarkten gingen natuurlijk niet ongaarne mee in die evolutie. Gaandeweg werd de wijnselectie uitgebreid. Wijn kreeg een apart rayon met aangepaste rekken en de nodige ambient imagery. En anders dan bij gelijk welke andere afdeling van de dichtstbijzijnde GB of Delhaize werd er hier gezorgd voor uitleg bij het te verkopen product, deels om de ‘drempel’ tot wijn kopen te overstijgen, deels om tegelijkertijd informatie en adformatie aan de man te brengen. Delhaize ging zelfs zo ver ‘sommeliers’ aan te stellen als verantwoordelijken voor de wijnafdeling. Een slimme zet die hen in een mum van tijd tot de supermarkt waar je goede wijnen kon kopen tegen een scherpe prijs. Iemand die bewust vergeleek moest toen al zeker tot de vaststelling komen dat het alleszins ging om een marketingimago en niet om een waarheidsgetrouw beeld (waarmee ik niet wil zeggen dat Delhaize geen goede wijnen verkoopt, natuurlijk). Meer nog, met diversiteit en alomvattendheid als basisconcepten van de idee ‘supermarkt’ in het achterhoofd werd er wijn uit zowat elke wijnstreek in Frankrijk aangeboden, vanzelfsprekend niet zonder rekening te houden met de heersende namencarrousel. Bordeaux, Bourgogne en Champagne gingen dus al gauw voorop. Maar duur mocht die liefst niet zijn. Een fles waar een prijskaartje aan hing van boven de 500 BEF had nog altijd een stevige drempelwaarde.
Ik herinner me nog goed hoe ik apetrots mijn vader voor z’n verjaardag een fles Mercurey had gekocht van mijn spaarcenten. Een fles van 525 BEF, ik zal het nooit vergeten (het was zelfs een Tastevinage geloof ik, …). Dat was nog eens een fles! Als 12-jarige wist ik natuurlijk niet beter dan naar het prijskaartje te kijken (de prijs van een auto was immers zo één van die items waarmee je je medespeler in een kwartetspel kon aftroeven). Pa kende die prijzen natuurlijk ook en liep na zijn verjaardag nog een paar dagen met een steen in z’n maag rond: “zo’n dure fles ... en dan nog van z’n spaarcentjes.” Ik begreep er natuurlijk niks van. Waarom kon ie nu gewoon niet blij zijn? Nu kunnen we er nog om lachen, maar toen ... . Nee, dat gaf je niet uit aan een fles wijn.
Al waren er natuurlijk de ‘kenners’ met kelders vol cru classés, mijn ouders waren misschien wel ergens representatief voor een heel grote groep mensen. Wijn werd gekocht voor een gelegenheid, flessen bleven niet liggen, gingen er de week zelf meestal nog aan en dat was dat. Zelfs over Vanhove’s knappe en perfect getimede initiatief Château Simple kon mijn vader toen niet veel goeds kwijt: “jaja, omgekocht door de Delhaize met een paar dikke flessen en dan maar te dure brol aanprijzen.” Nu denkt ie er natuurlijk heel anders over, want als er iets is dat je hem niet kan aanwrijven dan is het wel dat ie z’n ideeën niet wil herzien (plus: dat ie geen bal van wijn kent is een zeer scheef understatement, want proeven doet ie verdomd goed). Maar zijn ideeën toen waren ideeën die zeker wijdverbreid waren en die nu nog steeds van tel zijn onder een heel grote groep wijndrinkers.


Wordt vervolgd ... .

Add to Technorati Favorites

Photobucket - Video and Image Hosting

Info

  • Officiële site van de Fratres Organoleptici
  • Volgende bijeenkomst: 04 januari 2008, Auprès de la manège à St.-Trond
  • Gezagvoerend chevalier: Amaronese
Info

Belgian wineblogging fellas:

E-mail


Heb je vragen of wil je ons iets laten weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!



Foodrank.eu

Powered by Blogger