vrijdag, maart 23, 2007 

Sterft gij geitenwollenwijnmensch!

Op de emotieve bobslee van Ligeti's Bagatellen voor blaaskwintet in een halfdonkere, knus warme kamer door blogland cruisen, het heeft iets onbestemd idyllisch. Wat verfijnde ijle, zweverige arabesken van hoornist James Sommerville op een Roemeens volksstamp- en klapritme begeleid door een glaasje grappa 'La delicata' van Pravis en wat wijnnieuws voor m'n neus, zijn genoeg om me weer eens, in het ritme ditmaal, het klavier van m'n laptop didactylisch te mishandelen. Aanleiding: het Salon van de Natuurlijke Wijn dat plaatsvindt op 22 en 23 april te Zwijnaarde.

'Les vins naturels', je hoeft er nog maar gewoon even kort over door te redeneren en je weet al meteen dat je te maken hebt met één van de radicale polen binnen de moderne wijnwereld. Een flashmontage van een boer met twee van klodderig koeienmest uitpuilende runderhorens, de schaduw van plukkers tegen een heldere hemel bij maanlicht, dampende paardenruggen in een waterige ochtendzon tussen rijen pieds, yin-yang op een knalpaars flesetiket, tantrische wijngoeroe's met wapperende gewaden en druiventrossen in de geheven handpalm, ... flitst me door het hoofd. Ik vermoed dat ik wel niet de enige zal zijn die er, misschien deels onbewust, een nogal pseudo-mystische beeldvorming van deze expanderende wijnpraxis op na houdt. Wicca, Hare Krishna en Scientology lijken al gauw niet meer veraf.
En toch ... ik weet dat het hier niet meer om wat halfslachtig, naïef of pseudo-intellectueel gejeremieer gaat. Met de herontdekking van de biodynamie van Steiner, de experimenterende biobeweging in de jaren tachtig en de nu steeds systematischer onderzochte en beproefde 'alternatieve' viticultuur- en vinificatiemethoden is er een niet meer te verwaarlozen grote groep wijnbouwers uit de grijze marge in het helste voetlicht getreden. Een discours waarin respect voor het natuurlijke gegeven, een soms bijna lapidair essentialisme en een haast volbloedromantische anti-cultuurhouding worden hoog in het vaandel gevoerd. Het gros van de bio-wijnboeren plaatst zich diametraal tegenover de internationalisering van de wijnsmaak, de wine-makercult en het dagdagelijkse etiketisme in de wijnwereld. Sleutelwoorden voor hen zijn daarentegen terroir, vanzelfsprekendheid en bovenal authenticiteit. Concreet wordt dat vertaald in het meedogenloos afwijzen van elke vorm van ingreep in de ecosfeer van de wijngaard. Pesticiden, herbiciden e.d. zijn dus uit den boze. Endemische bodembedekkers en nichegasten worden geduld en zelfs onderhouden. Er wordt niet bemest met kunstmest, alleen met natuurlijke, niet geconcentreerde en aangereikte meststoffen. Ook in de chais wordt elke manipulatie vermeden: geen cultuurgisten, geen chaptalisering, geen microbullage, geen overdreven toevoeging van sulfiet, geen filtering, ... . Dat zou de wijnen van deze wijnboeren puurder, van een meer oprechte expressie van de druif en haar terroir, of - en dan wordt het zwaarste woord weer van stal gehaald - authentieker maken dan niet natuurlijke geteelde en opgevoede wijnen.
Het is dan ook logisch dat de bioboer veel meer afhankelijk is van de grillen van moeder natuur. Het bereiken van fenolische rijpheid en een evenwicht tussen suikers en zuren is hier zonder meer van het grootste belang, want er wordt in het vinificatieproces praktisch niet meer inge- grepen. Ook het voorkomen van natuurlijke anti-oxidantia zoals koolzuurgas en tannines zijn een aanleiding tot kopzorgen voor de bioboer. Van sulfiet wordt immers zo min mogelijk gebruik gemaakt en toch zou een natuurlijke wijn evenmin oxidatiege- voeligheid mogen vertonen als een volgens de moderne technieken gevinifieerde wijn. Dat het hier nogal eens wilde mislukken is de hoofdoorzaak van het tweederangs-believers-imago dat natuurlijk gevinifieerde wijn voor enkele jaren steeds clichématig opgeplakt kreeg. Vermoeide, geoxideerde geitenwollensokwijntjes, waarvan het met poedersuiker bestoven pathetische verhaal op het rugetiket belangrijker was dan wat er in de fles zat, waren daar hoofdzakelijk de oorzaak van. Het kon gelukkig ook anders, zo bewezen wijnbouwers als Bernard Chave (Rhône), Josko Gravner (Friuli Collio), Martino Manetti (Montevertine, Toscana), Yannick Amirault (Loire). Hun wijnen zouden zuiverder, oprechter, minder 'gemaakt' dus en - het knock-overargument - gezonder zijn.
Super-terroiristen, eco-fundamentalisten, ideo-essentialisten, noem maar op, je zou hen ongeveer gelijk welk -isme van dat alooi kunnen opplakken, als het dé gewraakte authenticiteit maar op handen draagt. Dat argument is voor voorvechters van biowijn, voor de wijnbouwers zelf en voor de in biowijn gespecialiseerde nichehandel alleszins le dernier appui. Het is echter wel maar zeer de vraag of dat beroep op authenticiteit zozeer gerechtvaardigd blijft door het belijden van die authenticiteit in alle maten en toonaarden, want ook hier gaat het om niet meer dan een contra-discours dat een ander verhaal, een ander denkkader biedt om de perceptie van het cultuurobject 'wijn' te coderen. Of daarmee de authenticitiet dan wel eerder gewaarborgd is als in het 'klassieke wijndiscours' valt minstens te betwijfelen. De puurheid, de eigenlijkheid, de 'natuurlijkheid' van de gebottelde wijnen zou daar garant voor moeten staan en hier wringt hem net het schoentje. Puurheid, eigenlijkheid en zeker natuurlijkheid zijn maar waar te nemen in differentie tot, in verschil met datgene wat de context hun biedt, en zodoende, my dear friends, worden we weer eens geconfronteerd met dat onvermijdelijke besef dat eens de natuurlijkheid borg staat, ze geen natuurlijkheid meer is, maar slechts de wijnfles zonder datgene wat haar tot wijnfles maakt.
Biowijn zal ik dan ook zeker niet met een set mind - noch in de positieve, noch in de negatieve zin - benaderen. Dat wil echter absoluut niet zeggen dat de aankondiging van deze beurs me niet even springerig maakt als een kind dat net gehoord heeft dat het straks in de botsautootjes mag. Op zondag 22 april van 14:00 tot 19:00 u. en maandag 24 april van 11:00-18:00 u. opent Nieuwgoed te Zwijnaarde zijn deuren voor de die-hard geitenwollenwijnmensch en de nieuwsgierige wijnneus die kennis willen maken met 45 wijnbouwers vanuit de meest uiteenlopende wijnsreken van Europa. Inkom en degustatieglas maken u € 7,50 armer en wie weet zullen uw liquide middelen ook enigszins geslonken zijn na een bezoekje aan diverse proeftafels.

Labels: ,

Bron

dinsdag, maart 20, 2007 

POMO meets the fancy vintners. Over kruideniers en authenticiteit of hoe Jean Halley zijn 'vlam' declassseert tot pan-LAT-love.

Wat doe je in een springuurtje als je door maniakaal geestdriftig overwerken de afgelopen dagen jezelf plots alle werk uit handen genomen weet? Juist ja, tijdens de middagpauze, naast een collega die nieuwe meubels aan het kiezen is op de website van Van Marcke, wat lezen in de blog-vinosfeer. Er zijn nu altijd wel zo een paar interessante blogs waar je muispointer aan vast blijft kleven. Op dit eigenste moment dus Vinejo's beide blogs.

Vandaag stond er dan toch wel een post van PvdW op Vinejo's Wijnblog die voor mij waarlijk een schrijfsel naar mijn hart was: PvdW goes Bordeaux - Dauphine houdt het simpel. En dan doel ik niet alleen op de heerlijke sneer richting Bordelees carnaval - "Om het kort samen te vatten: dikwijls teveel blabla, teveel pingping en te weinig boemboem"(PvdW) - , maar misschien wel vooral om de stekelige en onthutsende conclusie die hij mag trekken uit een beknopte Beaudrillardse markteffectanalyse aangaande het doen en laten van ene Jean Halley.
Kort samengevat blijkt Jean Halley de spreekwoordelijke 'West-Vlaamsche kruidenier', evenwel van Fransche origine, die anderen misschien wel geen oren aannaait, maar toch een koppel stinkende kurken. Een mens zou van minder hartverscheurende dilemma's wakker liggen: je hebt twee bordeauxchateaus. Het ene is van een mindere appellatie (Fronsac: Château La Dauphine), maar verkoopt beregoed, het andere is van een beter appellatie (Canon-Fronsac: Château Canon de Brem) en verkoopt stukken minder. Ja, ... wat nu gedaan? Jan wijnmaker in wijnstraat zou al onmiddellijk beginnen jeremiëren over 'die connoisseurs van tegenwoordig' die nog geen fles vergiste kattenpis kunnen onderscheiden van een degelijke Montrachet, allez, ... 't is niet mooi meer. Gooi het snoeimes maar neer jongen en wordt CEO van je jongste spruits car tuning-bedrijfje! Edoch, Halley zal er zijn nachtrust niet voor laten: wijntje van Canon even declasseren, even rondsjeezen met enkele tanks rood vocht en hup de nieuwe tweede wijn van je Fronsac-chateau is geboren! Simpel niet? Venijn in de staart: is die Canon-wijn niet gewoon beter? Een tweede wijn die beter is dan la première cuvée? Ach, Jean rekent wel op de etiketten: iedereen koopt La Dauphine, iedereen kent La Dauphine en als op de fles van de tweede wijn second vin staat drinkt iedereen hem ook als tweede in de rang ten opzichte van de o zo gekende La Dauphine. Weg chateau, weg appellatietypiciteit, welkom euro's.
Etiketten-euro's, daar gaan we weer. "Terroir, innate sense", 't staat allemaal breed uitgesmeerd op de website, maar gaat in Jeanke zijn vertoog naadloos over in het tegenovergestelde. Hij kan het nog toegeven ook: "The estate is located in two appellation areas: Fronsac and Canon Fronsac. But does a grape change its taste beyond this stone or after that row? In fact, no. Through subtle blending carried out by a skillful and careful winemaker the three wines made here all share an innate sense of elegance and perfection", zo wordt ons verzekerd op Jantjes eigen webstek. Oprechte, fidele kerel die Jean. Druifjes smaken overal hetzelfde, zeker weten, dat zal onze Jan ons wel verzekeren. Zeker doet hij dat, want die elegantie en perfectie die zijn ingeboren (innate), enig en echt, recht uit het terroir - dat wel hetzelfde is - en recht uit de druifjes - die wel overal hetzelfde smaken - authentiek dus ... . Dus???! Ach, jeugdsentiment: in zulke gevallen moet ik altijd denken aan een voorbeeldzinnetje over intonatie en klemtoon in onze cursus Engelse taalkunde uit eerste kan.: "If you say it is beautiful, they will see it as beautiful", zegt de senior-marketeer tegen het verkoopstertje in opleiding. Dat solo-karaokegevoel zal ik wel nooit meer kwijtgeraken.
't Is een triestig feit, die kruideniersmentaliteit van chateaueigenaars. Dat krijg je nu eenmaal wanneer de symbolische waarde van een fles, een naam, een appellatie gelijkgesteld wordt aan de economische waarde (de zogenaamde 'vraag'). Het symbolische wordt dan simpelweg ingevuld met een vaststaande, volledig geconventionaliseerde code. Natuurlijk gevolg is dan dat elke authenticiteit - die onvatbaar belichaamd wordt door de naam, de appellatie of de fles en daardoor net haar authenticiteit gewaarborgd ziet - verdringen wordt door een constellatie van conventies; conventies die, zoals het woord zelf reeds aangeeft, slechts conventies zijn omdat ze manipuleerbaar zijn (authenticiteit en conventionaliteit sluiten elkaar dus uit).
Als de symbolische waarde nu verdrongen wordt door een economische waarde, wordt niet alleen authenticiteit 'verkeerdelijk' ingewisseld voor conventionaliteit, maar is net die vanaf dan mogelijk als 'geconventionaliseerd' opgevatte authenticiteit - die dus geen authenticiteit an sich meer is - manipuleerbaar geworden. Dat is dus het uiteindelijke effect van de marktprestigegedreven Bordeaux-AOC-beregeling (overgeconventionaliseerd door regeltjes en decreten) en deuxième vin-idee (overgeconventionaliseerd door fenolische statistiekjes, declasseringsratio's, enz.).
In dit geval wordt Canon-Fronsac in economische waarde niet opgevat als wat de symbolische waarde ervan is ("verfijnde, elegante wijnen"); economische salonfähigkeit primeert, de conventie primeert, dus de waarde ervan is te manipuleren, wat hier in dit geval wel degelijk gebeurt. Als daar dan een chateau-NAAM (met alles eigens wat daaraan toebehoort) voor moet sneuvelen en de intrinsieke, symbolische en dus niet vereconomiseerbare waarde van de geoogste druiven en het mogelijke eindproduct onderworpen wordt aan de weinig authenticiteitserkennende deuxième-vinprocedure, dan moet dat maar. For the sake of the Mammon beste wijnneuzen, en die begint in sommige streken wel zowat DE maatstaf te worden.
Maar kom, het is niet al "wenen en klagen dat ze bin' de wijte doen", want het moet gezegd: Jean Halley doet zijn gelauwerde afkomst als supermarkteigenaar alle mogelijke Beaudrillardse eer aan. "Vive la guerre en Iraq!", zou ik zo zeggen, hoe politiek-oncorrect dat nu ook moge klinken ... .

Labels: , , ,

vrijdag, maart 09, 2007 

Bananenbier en een rustieke wildernis op de proeftafel

Woensdagnamiddag 28 februari, 14:30h., ik stap uit op de lommerrijke perrons van Louvain-Midi, met wat droge boterhammetjes, 45 roodgestreepte recensies van Mevr. Appelfeld – een toneelstuk van Benno Barnard – en een duchtige aanvaring met één van m’n braafste leerlingen achter de kiezen. Life’s good, maar soms is good too bad. Ik moet er nog eens over denken: wat maakt die tieners toch zo agressief als het op emoties aankomt? Waarom kunnen ze het toch niet gewoon zeggen in deze tijd waar de eerste de beste kwistenbiebel splurges his guts on the telly? Enfin, life’s good nu: mijn geliefde wij(n)sneus nog een zien na zoveel dagen, even terug op mezelf zijn op mijn kot en straks een derby blindproeven Chili-Spanje met Dirk Rodriguez.


Kalfsstoofpotje ‘La Trappe’ en engelenbilletjes.

‘t Ging anders allemaal niet van een leien dakje: naast de hopen werk, korte nachten en anderhalve week organoleptische woestijn, smijten ze Guy tijdens zijn vakantie nog eens een vergadering op z’n dak en toch wel net op deze avond zeker … . Ik zag mijn langverwacht wijnwalhalla al wegzinken in het stinkende moeras van ambtenarengekonkel en volgestouwde 100%-opdrachten. Maar dat was wat voorbarig buiten een gebruikelijke dosis e-power gerekend: even snel gemaild naar Dirk, die me zo ongeveer even snel terugmailde en … op nog geen 12 uur was mijn taxi geregeld. Lucky me. Snel nog wat les voorbereiden – persuasief communiceren, of all subjects – een kalfsstoofpotje van het huis met La Trappe Witte Trappist achter de kiezen – hetgeen overigens een zeer lekker biertje is (romig, rond, abrikoos en gekonfijte citroen, mist jammer genoeg wel wat pittige zuren), maar geenszins aan een trappist doet denken, wel aan een wat zachte interpretatie van een deftig witbier à la Blanche de Namur – en dan een race tegen de klok naar parking Bodard alwaar convoyeur Ivo ook op zijn lift stond te wachten. 2 minuten later tuften we al richting Sint-Genesius-Rode in het Fiatje van Mario en Carine. Allez, dat was de bedoeling toch: dankzij de verkeerschaos, onze schitterende Vlaamse verkeersdeskundige wegenaanleg en de formidabele bewegwijzering scheurden we plots zelfs op een karrenpad doorheen het Zoniënwoud. Daar moesten we inderdaad doorheen, maar liefst via een andere weg. Afijn, na wat gezoek en gelach bereikten we toch uiteindelijk ons doel: de Boesdaalhoeve, faciliteitencentrum in de Vlaamse rand.

Walhalla, je zegt het … de graanzolder heeft er wel wat van met die geschraagde houten balken en weidse overspanning, maar dan … , mede was hier misschien meer op zijn plaats geweest, alhoewel het jambègestomp uit een aangrenzend lokaal liet uitschijnen dat bananenbier hier het je-van-het was. Een beperkt gezelschap met z’n zevenen ditmaal, en petit comité, maar daarom niet minder gezellig. Met de eerste wijn zat de sfeer er meteen in. Een geslaagd opwarmertje om ons in the mood te krijgen: een diepgekleurde heldere rosé, met mooie tranen en een kleurtje van Helen Mirren/The Queen-lipstick. Zonder meer ook een cleane neus: fris rood fruit met een beetje opstuivende alcohol. Proper en leuk, net hetzelfde in mond met zacht, zuiver rood fruit, wat kruiden à la herbes de Provence en aan het eind jammer genoeg (?) een licht, maar duidelijk witloofachig bittertje. Toch mooi gestructureerd en zeker niet vervelend, geen bulkrosé dus. Hij deed me zelfs wat denken aan een heel kruidige, ook licht vegetale Collioure-rosé met een bijzonder krachtige structuur (je zou blind bijna gezegd hebben: "rode wijn!"), zoals we die op een heerlijke, zomerse Katharenproeverij hadden met de OFO enkele maanden geleden. In de herinnering nog wat frisse volle-grondaardbeitjes, … echt niet slecht, "helemaal niet zelfs", denk ik met het bij een rosé bijna obligate disdain. Tot onze grote verbazing is het etiket wel van de absoluut typische roze-engelenbilletjesklasse: een gefotoshopte trog frambozen met de naam Aroma frambuesa (Viña las Niñas 2006; Colruyt, € 4,99). Afschuwelijk, het soort fles dat je zelfs als overtuigde niet-etiketshopper gewoon ongemoeid laat. Surprise all the more: gemaakt van Chileense Syrah (Valle Colchagua). Niet te schatten! Daar zou je minstens een ongezonde dosis alcoholische fruitcoulis van verwachten, maar alleszins niet dit. Een mooie intronisatie dus, en weer eens een bewijs dat etiketshoppen en anti-supermarktgeneuzel best overgelaten wordt aan de eerste klas duffe wijnnozem.


Overjaarse nukkige peuters en bompa's zonder lawait.

Wat volgde was kort samengevat niet echt een WOW-proeverij (de sfeer even buiten beschouwing gelaten dan), maar toch moet het gezegd dat er enkele zeer knappe ontdekkingen tussenzaten. Ik kon voor mezelf in ieder geval tot het besluit komen dat Chili en Spanje deels sterk gelijkende wijnstijlen koesteren. Dan doel ik evenwel niet op het feit dat ook Spanje, als het Nieuwe-Wereldland ín de Oude Wereld, fruitbommen met beestige concentratie, body en alcholollevels op de markt brengt. De Chilenen (6 van de 12) waren zeker wel wat opulenter rijp en hadden telkens onmiskenbare kruidtoetsen, maar verschillenden onder hen hadden toch een elegante en redelijk verfijnde structuur. De Spaanse contenders waren over het algemeen eerder gereserveerd en doorgaans ouderwetser van stijl, niet in de zin van ‘meer Oude Wereld’, maar eerder wel als ‘traditioneler van opsmuk' te begrijpen. Wat me opviel was dat zeker de enkele Temperanillo’s op de proeftafel nogal een slanke textuur en body naar voren schoven. Dus, geen Parker-beesten uit Spanje op de tafel hier, of worden die misschien gewoon niet ingedaan door onze gelauwerde supermarktwijnaankopers? Alonso del Yerro's Maria, een RP94-Ribera del Duero is er zo maar voor de hand weg één van de vele die ik me voor de geest kan halen. Vooral de Rioja Crianza van de eeuwige Marqués de Cáceres - "they probably break more bottles of wine than we sell a year" says da Vaynerchuk - verbaasde enigszins omwille van de relatieve elegantie die je eerder zou associëren met een koel klimaat of toch alleszins een koele zomer, hetgeen 2003 absoluut niet was. Een oud rode, zachte, transparante kleur en een goed getrimde, frisse neus met wat drop, lichte laagjes zwart fruit, anders dan de gewoonlijke aardbeitjes, en een hint van blonde tabak kondigen een zeer correcte, aangenaam entertainende, alledaagse drinkwijn aan die alleen een beetje kernachtige vulling en afdronk mist. Voor een bescheiden € 7.45 (Carrefour/GB) is dit toch een knappe, vaste waarde, mooier afgewerkt en evenwichtiger dan de Crianza 2002 (van horen zeggen het meest gruwelijke Rioja-jaar van het afgelopen decennium). Ik zal hem de plaats aan tafel ontzeggen, maar ik wacht liever op big brother Mo Reserva 2000, die een zeer waardige opvolger van de 1998 schijnt te zijn. Toch vrees ik dat het voor mij nog altijd zoeken is naar een Rioja die niet beantwoordt aan het granddad's favourite-imago (de mijne dronk Chianti) dat er nog steeds mee geassocieerd wordt. Veel verder dan schriele oudjes of fruitige peuters ben ik nog niet geraakt. De Cáceres krijgt het voordeel van de twijfel, als was het maar om de commerciële oprechtheid van het label.
Op één serieuze uitzondering na dropen de Spanjaarden allemaal met de staart tussen de benen af. Slappe tinnen soldaatjes met weinig pit of al verschoten kruit aan de ene kant, reductief stinkende geitenboeren aan de andere kant. Niet meteen veel om over naar huis te schrijven dus. Noch de geprezen Coto de Imaz Reserva 2000 (vermoeid oudje, shaky legs), noch Torres’ Gran Sangre de Toro 2001 presteerden naar verwachting op het slagveld. De Gran Sangre leek zowat in een nukkige kleuterfase: een weinig boeiende neus – licht gebrand, wat flets rood fruit van de Garnacha – en een eerder vlak smaakpalet met vlier, wat koffie, chocolade en een beetje pikante alcohol over drogende tannines … ‘Gran’ en ‘Sangre’ en ‘Toro’ zou ik nu niet meteen associëren met deze wijn. ‘Droog kalfslapje op water en brood’ is hier meer van toepassing. Toch was er één Spanjool die de Chileense bluesbroeders naar de kroon durfde steken. De onthulling van de fles was zelfs zo min of meer een aha-Erlebnis voor me: Raimat CS 2001, een wijn uit de varietal-range van Raimat, een bodega van de Codorniù-groep uit de relatief onbekende
Costers del Segre-wijnstreek. De unoaked Chardonnay had Cath al eens meegebracht van het thuisfront. Een mooie frisse Chardonnay, met een verfijnde zuurstructuur, fris wit steenfruit, limoen en wat citroengras, het soort wijn dat wel eens aan een Chablis générique van het betere type herinnert. De Cabernet Sauvignon stelde deze keer evenmin teleur: een lichtjes rijpere kleur en een mooie harmonieuze geur en een goed geknoopte smaak van cassis, room, lilacs, wat cocos en misschien zelfs een beetje grafiet. Pretentieloos en elegant.


La Maipo beats Cortez.

Het Spaanse down-under had dan wel wat meer in huis: big star van de avond was voor iedereen ongetwijfeld de Otoño 2005 Cabernet Sauvignon-Carmenère (Valle del Lontué). Oorspronkelijk gemaakt door de coöperatieve Sagrada Familia als een éénmalige cuvée ter nagedachtenis van Pablo Neruda, maar wegens redelijk succes, de dan toch maar verder geproduceerde ‘topwijn’ van de Oxfam-wereldwinkels. Hadden we hier een schrale en onrijpe alterno-partywijn verwacht, dan waren we er hier weer eens ingetuind: een redelijke hedonistische neus van zwarte kers, edgy drop en pittige koffie, die zonder veel aandringen de ruimte vulde, gevolgd door een ongecompliceerd levendig, crunchy palet van diezelfde zwarte kers met cacaopoeder, wat pittige peper in de afdronk en een loepzuivere, goed onderbouwde structuur. Impressionant voor een goede € 6,15 met de nodige ethische overwegingen ingecalculeerd. Modern en verleidelijk, maar absoluut niet overgeconcentreerd of bombastisch. Mooi. Petje af en enkele flesjes in huis.
Van de anti-Cortezkliek was er slechts één fles die min of meer beantwoordde aan het typische imago van de goede Nieuwe-Wereldwijn. Ik val dan ook maar onmiddellijk met de fles in huis die me die avond het meest aanspraak: Santa Rita Medalla Real 2002 (Carrefour/GB, € 9.39). Ik kan me niet van de idee ontdoen dat de anderhalve week ascese en hard labeur er misschien wel de reden voor waren dat ik ‘kickte’ op deze zwartpaarse, ondoorzichtige en erg vet tranende blockbuster uit de stallen van wijnmaker Andrés Ilabaca. Deze Cabernet Sauvignon/Cabernet Franc-blend is niet minder in your face dan een vuist van Mickey ‘Marv’ Rourke, zij het dat de suave en rijpe finesse van Birgit van Mol deze Medalla dat tikkeltje méér gaf dat hem een perfecte begeleider van een stevig gekruid stuk sappig, gegrild vlees maakt. In de neus viel meteen de gespannen drive op. Geen overrijpe molligheid, maar stevig gekaderde aroma’s van zwart fruit (braambes), dadels, (gedroogde) pruimen, geroosterde koffiebonen en vochtige rolkeien kondigen een barokke, maar toch redelijke gestrenge smaak van donker fruit en chocolade aan met lichte boventonen van Latijnse kruiden. Het fruitgedreven karakter van de neus komt echter (gelukkig?) minder sterk tot uiting in het smaakpatroon. Het valt me nu eigenlijk op dat ik in mijn proefnota geen melding maak van fruit in het smaakgeheel. De structuur moet me op dat moment wel erg in het oog gesprongen zijn: van een opgespannen maar soepele veerkrachtigheid, stevig geconcentreerd met toch genoeg frisse zuren, diepte en een duidelijke focus. Deze wijn gaat duidelijk ergens naar toe. Nog wat onverweven hout in het eind, maar een genereuze, aromatische finale en een zeer pure herinnering van bosbessen. De lichte incongruentie tussen de neus en het smaakpalet, het spaantje hout en de mooi structuurtannines verzekeren dat deze wijn nog lang niet op zijn hoogtepunt is. 2 à 3 jaar kelderarrest en dan is het nerveuze smaakpalet gekalmeerd en de puberale chunkiness er uitgegroeid. Dat vermoeden die avond werd bevestigd toen ik twee dagen (zonder Vacuvin, alleen kurk) later het restantje nog eens proefde: WOW, heel uitgepuurd cassis en viooltjes, het hele smaakpalet spreekt van een verfijnde klasse, alles mooi in evenwicht met zachte, poederige tannines die smeken om een stevige rosbief. Je zou haast denken dat je met een gereputeerde Margaux te maken hebt. Voor mij kwam de WOW voor deze proeverij twee dagen later dus, maar dat was me zeker niet minder aangenaam … .

Proefnota's van de andere wijnen vind je in het OFO-wijnschuurtje.

Labels: , , , ,

Add to Technorati Favorites

Photobucket - Video and Image Hosting

Info

  • Officiële site van de Fratres Organoleptici
  • Volgende bijeenkomst: 04 januari 2008, Auprès de la manège à St.-Trond
  • Gezagvoerend chevalier: Amaronese
Info

Belgian wineblogging fellas:

E-mail


Heb je vragen of wil je ons iets laten weten? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen!



Foodrank.eu

Powered by Blogger