Wij stellen voor: The Wineloft
Dit is een eerste post in een reeks die ik nog lang wens voort te zetten, en waarvan ik hoop dat er nog lang continuerende commentaren aan gebreid worden: wijnwinkeltje in de buurt, op bezoek geweest, flesjes gekocht, proeverijtje binnengegoten? Laat het uw medekruisvaarders weten zodat zij evenmin als U bekocht kunnen worden met het voorzien van Christus' bloed in hun huiselijke graal.
Eerste openingsakkoord in dit oneindige polyfone koor:
The Wineloft, Kolonel Begaultlaan 15 bus 33, B-3012 Wilsele.
Zaterdagmiddag 12.00: SMS van mijn privéchauffeur "feeling not too well", stevige kater in de kraag, smaakzintuigen murw geslagen, niet meteen het hoofd om alcohol te snuiven. Daar gaat mijn eerste artikel over wijnhandels wijd en zijd in ons Belgenland, dacht ik. Na even zielig gedaan te hebben bij mijn eega, met de moed der wanhoop maar even beginnen heen en weer te hollen tussen de parktuin tegenover mijn kot en mijn pc om dan uiteindelijk toch een oplossing te vinden: Dominiques ex aka 'de Peter' uit zijn nest gebeld ("jaja, wie heeft zich geen stuk in zijne kraag gezopen gisterenavond", was zijn repliek op mijn triest relaas), naar de O.L.V.-straat gehold en - voorwaar ik zeg U! - aldaar een stalen ros kunnen bemachtingen. Wat zeg ik, 'een stalen ros', zeg maar een heuse Pegasus: de omhooggeplooide spatplastieken leken wel als de uitgeslagen vleugels van één of ander voorwereldlijk gedrocht, jagged and sharp. Edoch, van de grond komen deed hij niet echt: elke kasseirand in mijn staartbeen en een ouderwetse pedalorem, enfin ... , 'voorwereldlijk' was wel het woord. De volgende etappe van het hindernissenparcours bestond dus wis en waarachtig uit het oppompen van 'menigen tuub', want hoe de wijnduivel ook in mij gevaren is, ik heb nu niet meteen een koppel aambeien over voor x aantal slokken geestrijk vocht.
Op het moment dat het me voorkwam het pompen best op te geven (het waren ondertussen al 4 banden: die van Dominiques Minerva ook) omdat ik anders nog zelfs geen proefglas naar mijn lippen gehesen zou krijgen, stond aldaar mijn meerdere eer en glorie evenzeer in tastlledress en hebben we onze pre-Socratische monsters dan maar de sporen gegeven (evenwel voorzichtig, want had het mijne gesteigerd ...), richting The Wineloft. Dat blijkt niet eens ver van hier: de ring af naar de onzalige locus horribilis der graven Inbev-Artois, hun persoonlijke slotgracht oversteken (de Vaart) en een hondertal meter van Leuven weg richting Wilsele trappen tot je plots een stairway to heaven aan je linkerzijde ziet: een heel stijl, bochtig omhoog lopend wegje dat je rechtsreeks naar de hoog verheven tweede verdieping van een oud fabriekspand leidt, alwaar The Wineloft gehuisd is. Zo gezegd, zo gedaan ... rossen de haverzak omgebonden en wij drentelden watertandend de winkel binnen.
Al onder de indruk van de etherisch klingelende deurbel, traden wij binnen in wat je op zijn minst een intrigerende kruising tussen een herberg en een design-lounge kan noemen. Oude fusten (jaja, zo van die houten eiken vaten) schragen dikke metalen bladen waarop een magistrale collectie porto's en whisk(e)ys staat te prijken, in een cosy corner worden gepatineerde wijnkratten als rekken waarin een hele reeks flessen hun plaats vinden geflankeerd door twee OK-hand chairs, en het stevig van smeedijzer voorziene geheel wordt gecounterd door de eye-catcher van de keet: de doorschijnende wand van het bureau die het geheel verlicht doorheen de groenige silhouetten van de flessen vanbinnen tegen de andere zijde van de wand. Feeëriek en edgy, dat is de paradoxale sfeer van het geheel. Veel tijd om te bekomen van het 'schouwspel' kregen we evenwel niet, want Jan Vandeberg, zaakvoerder samen met zijn broer, bood ons al onmiddellijk een glaasje prosecco aan: Gancia, naar het schijnt niet het huis van de bekende aperitiefbitter, alhoewel dat ook een marktreputatie heeft voor Prosecco en Spumante in allerhande stijlen. Misschien niet meteen een perfecte opener voor een proeverij zou je denken - de statusbelletjes hebben wel eens het onaangename effect het verhemelte lam te slaan -, maar niets van dat alles. Volgens Jan was het een goed opstapje om de smaakzintuigen een beetje losser te maken, en daar konden wij ons wel in vinden: een heel elegante, frisfruitige en verfijnde wijn, met miniscule parelende belletjes, een zachte bloemtjesgeur en een romig zacht smaakpalet van witte fruitsla. Misschien wat dunnetjes van structuur, maar een degelijke droge prosecco (€ 9,72). Deze werd opgevolgd door een tweede prosecco van Castella (€ 6,30), de instapwijn van dat huis en dat smaak je. Wat teveel hout op de neus, weinig fruitinvulling en eerder ruwe, te dikke belletjes. Een moelijk definieerbare fruitinhoud (want te aggressief bruisend) en praktisch geen nasmaak. Goed gekoeld misschien een interessant receptiewijntje gezien de prijs, was Jans commentaar. We kunnen dat verdict best wel beamen. Een derde prosecco, enfin, eerder een 'spumante', want 'prosecco' verwijst immers naar de prosecco-druif uit de Veneto, was het paradepaardje van de spumante-reeks: een wit gevinifieerde Pinot Nero van Gancia (€ 9,72). Heel licht rozig van kleur, fris rood fruit en wat rozenhout op de neus en evenzo in de smaak. Dat het hier eigenlijk om een rode druif gaat, proef je meteen, want de onmiskenbare bittertoets verraadt de stevige tanninesructuur die de wijn draagt. Kortom, een goede, stevige spumante die mooi zou passen bij geroosterde zalmforel, rode poon of iets dergelijks. En bovenal: een fatsoenlijke prijs.
Cath en ik zijn niet meteen superliefhebbers van gouden bubbeltjes, dus we keken meer uit naar de stille wijnen die uitgestald stonden op de proeftafel. De start was meteen al een schot in de roos: Bianco Vergine di Valdichiana 2003, een witte wijn van Renzo Masi, gemaakt van Trebbiano Toscana, Malvasia Bianca en wat Chardonnay. Op naam alleen één en al gruwel, want doorgaans gaan onder deze DOC waterige flutwijntjes van de hand. Meer nog, volgens Jan Vandeberg gaat het zelfs om een cuvée voor de Italiaanse warenhuizen. Tegen de met dit etiket veronderstelde verwachtingen en voor de daaraan verbonden prijs, is dit wijntje evenwel een klasseschip zonder weerga. De 2003 was al lichtjes verouderd, evenwel zonder oxidatieve trekjes, maar wel al met toetsen van lanoline (wat we ook op die Viognier van Domaine Saint Anne roken), perzikpit en een stevige noot ranzige boter. Na wat walsen kwam het primaire fruit terug los: citrus en appel met een frisse zuurtoets. In de mond niet minder: stevig fruit, prikkelend fris en een typisch Italiaanse bitter in de deftige nasmaak. Veel spankracht, lots of poise, voor € 4,36 niet meteen een wijn die je snel beu wordt. Het werd nog beter toen Jan een fles van 2004 opentrok. Hier nog pakken fris wit pitfruit: crèmige peer en harde zure appel met wat citroen in een mooie evolutie afgesloten door een persistente bittertoets én, iets wat we bij de vorige wijn hardop dachten, maar niet zeker durfden beweren: wat petroleum op de neus en in de smaak ... . Een terroirtoets dus, en dat maakt helemaal gelukkig, vooral omdat die in beide wijnen naar voren kwam, hetgeen plausibel maakt dat de oenoloog van Masi meer wil dan commerciële drinkwijntjes produceren. Inderdaad veel wijn voor een bodemprijs, hetgeen sterk afsteekt tegen de karakterloze, waterige warenhuiswijnen die je hier voor ongeveer dezelfde prijs koopt (Canti, Sant' Orsola en co.).
De volgende witte van het huis was een Siciliaanse monocepage Grecanico van Tinazzi. Grecanico Dorato is een witte druif die praktisch alleen in Sicilia, wat in Campania en - naar het schijnt - ook in Sardinië voorkomt. Ze zou haar naam danken aan haar origine: ingevoerd door de Grieken die Sicilia koloniseerden en de druif daar aanplantten. Ze behoort waarschijnlijk tot dezelfde stam als Garganega (er wordt zelfs beweerd dat beiden dezelfde druif zijn), nog een Italiaanse witte druif die vooral in de Veneto geteeld wordt als basisdruif voor Gambellara, Soave en Bianco di Custoza. De Siciliaanse Grecanico zou organoleptische affiniteit moeten vertonen met Sauvignon Blanc, iets wat wij met deze wijn evenwel absoluut niet konden beamen. Strogeel tot goudgeel en een heel diepe, zware neus van gerookt hout, geboterde toast en wat citrusfruit. Wat zeggen we dan? Juist ja, Chardonnay. Hadden we hem tussen de Chardonnays van de laatste proeverij gezet, hij zou minder opgevallen hebben dan de (formidabele) Baglio Soria van Firriato. De eerste fles die maestro Vandeberg uit de koelkamer haalde, had blijkbaar wat geleden onder zuurstofcontact, want ze had een reductief reukje (zoiets als rottend stro). Toch zou deze wijn redelijk goed tegen veroudering moeten kunnen volgens Jan. Gezien de structuur en de, weliswaar wat houtdominante, maar niettemin fijn uitgebalanceerde smaak van de tweede fles die ontkurkt werd, willen we dat wel geloven: een stevige boerenkerel met sappig fruit, goed barriquedoortimmerd en voorzien van een lange volle nasmaak. Ik vond hem iets te eenvoudig en straightforward, maar kom, voor 4,70 € mag je niet al te veel klagen met zoiets in je glas.
Over naar de rode wijnen dan. Ik had graag nog wat witte geproefd, maar met nog nipt een half uur te gaan vooraleer mijn moeder met een stressbal van een zus (examen 'Kerk en Religie') voor de deur stond, leek me dat niet meteen een goed idee. Misschien nog even melden dat er een Traminer van Paladin (Veneto en Friuli) tussen stond, een iets minder bekende druif die in Duitsland, Oostenrijk, Trentino-Alto Adige en de Veneto gekweekt wordt. Omdat ik nog nooit een monocepage Traminerwijn geproefd had, wilde ik er voor gaan, maar too bad ... . Van Paladin stonden er evenwel een paar heel interessante rode wijnen tussen: een 100% Refosco dal Peduncolo Rosso, een 100% Malbec (!) en een Malbec-Cab. Sauv. De Refosco was naar mijn bescheiden mening gewoonweg glorieus: ongelooflijk soepel, zijdezacht en verleidelijk elegant. Een supervrouwelijke wijn, Penelope Cruz in een glas. Zacht bosfruit op de neus, wat sinaasappelschil en, volgens mij, zelfs wat vanille (of hij barrique heeft gehad weet ik niet). Een mooie, ronde nasmaak en een sappige, frisse structuur doen verlangen naar meer dan één glas. Wat duurder (€ 9,47), maar dat mag, gezien het verleidelijke karakter van deze 'R' van Paladin. Volgende in de rij was nog een andere rosso van hetzelfde huis: een Malbec-Cabernet Sauvignonblend 'Salbanello'. Heel herkenbaar vlier (zelfs naar lavendel toe) en pruim op de neus. De smaak stelt echter wat teleur: nogal eendimensionaal vlier en wat donkere besjes vanvoor in de mond, maar daarna niets meer, geen nasmaak en lengte. De structuur en opvulling met de Cabernet Sauvignon laten het hier duidelijk afweten. Jammer. De monocepage 'M' van Malbec hebben we niet geproefd, maar die is volgens Jan een klasse hoger (en dus ook € 5 duurder: € 12,69).
Met het proefglas in de hand dan maar naar de andere kant van Noord-Italië: Piemonte, thuishaven van Barolo, Barbaresco en Barberawijnen, de Bourgogne-streek van Italië (toch zeker wat de eerste twee Nebbiolowijnen betreft). In The Wineloft geen Barolo of Barbaresco, want te duur volgens Jan, wel Barberawijnen: niet geëikte Barbera d'Asti Vobis Tua van Volpi (€ 7,53) en een op barrique gerijpte La Ladra uit dezelfde DOC van Tenuta dei Vallarino. Was de eerste aangenaam fris en fruitig, met viooltjes en 'neuzekes', dan was de tweede gewoonweg op alle vlakken grandioos: een schitterende structuur, zijdeachtige tannines, ellenlange nasmaak van rijp rood fruit, een aardachtige diepte, vet - net niet confituurachtig - van body, kortom ontroerend goed en zeker nog wat kelderpotentieel. Voor € 12 een Asti met kwaliteit waar veel bordeaux nog niet van kunnen dromen (Van Hove classeerde de La Ladra 2003 ook bij 'de groten' van de Asti-DOC). De laatste wijn die we voor de neus kregen, was een Nero d'Avola van La Castella. Een evenwichtige, aangename Siciliaan zonder capsones of boertige manieren. Dat laatste wil nogal eens lukken met van die Zuiderse kerels: opstuivende alcohol, overextractie, restzoet en een brutale, bombastische structuur, waarvan je na twee slokken al compleet murw geslagen bent. Een Vlaamse varkenskwekerswijn, laten we eerlijk zijn. Niets van dit alles dus met de Nero d'Avola van La Castella. Al mist hij wat structuur, het is minstens een eerlijke en beschaafde drinkwijn waar de zwarte kersen zo uitwalsen. 'Kriekenfeest' in Jans woorden, voor ons gewoon echt lekker.
Er stonden nog heel wat andere wijnen te wachten op onze begerige tongen, maar spijtig genoeg stond daar ook een moeder die na zoveel weken eindelijk haar zoon nog eens wilde zien voor mijn deur, dus hebben we maar wijselijk gekozen om van Jan Vandebergs stairway to heaven af te dalen en ons wederom onder het 'gemene menschenras' te begeven. Ik kwam thuis met twee Valdichiana's van Masi en een fles Malvasia Bianca van Feudo Santa Croce (eveneens van Tinazzi, maar dan in Puglia), een wijn die niet op de proeftafel stond, maar me wel intrigeerde: Malvasia, evenzeer Siciliaans, kan formidabele resultaten geven wanneer ze goed gevinifieerd wordt. Uitbundig goudgeel, zeer aromatisch en redelijk complexe wijnen, zelfs in de warmere valleien van Sicilia, Campania en Puglia, dat is niet iedere druif gegeven. Jan krijgt ze echter niet verkocht. "Tja, de mensen moeten dat niet hebben hè", een zinnetje dat we hem wel meerdere keren hebben horen herhalen die korte namiddag. We weten goed genoeg dat het merendeel van de wijndrinkers hun platte bordelais, een duffige, zure Chardonnay of 'ne fruitige wereldwinkelwijn' moeten hebben. Die mentaliteit heeft dus evengoed zijn weerslag op de aankoopstrategie van een gepecialiseerde handelaar, daar is nu eenmaal niet onderuit te kunnen (cynisch toch dat The Wineloft recht tegenover 'de' Stella ligt). Zeker als je, zoals Jan en zijn broer, moeite doet om een breed assortiment aan wijnen tussen € 4 en € 15 aan te bieden, ben je als wijnhandelaar al snel 'de klos'. Je valt immers in het zwarte gat van de gepolariseerde wijnmarkt: ofwel peperdure crus, gehalode superwijnen à la Romanée Conti, Coche-Dury, Ornellaia, Mondavi, ... , ofwel banale Nieuwe Wereld- of supermarktfruitsapjes à la Blue Nun, J.P Chenet, Mouton en co. Het trieste van de hele zaak is, dat in die eerste klasse wijnen je niet eens zeker bent dat je wel degelijk met een authentieke, karaktervolle en identische wijn te maken hebt (cf. Mondavi, een beetje een clichévoorbeeld, maar laten we eerlijk zijn ...). Zoek je dan echt naar wijnen zonder grote naam, met eigenheid, een sprekende speciale smaak e.d., tja, dan moeten de mensen dat inderdaad niet hebben. Voor mij staat in ieder geval vast dat de ettelijke wijnen die ik heb geproefd in The Wineloft, minstens interessant waren. Dat er dan een paar waren die nog eens echt goed waren, maakt het er alleen maar beter op. Laten we hopen dat Jan en zijn broer niet moeten toegeven aan de marktgestapo en dat ze steeds interessante wijnen (aan interessante prijzen) kunnen blijven aanbieden. The Wineloft is, wat mij betreft, een interessante winkel, met een interessante zaakvoerder die begaan is met zijn waar en een fatsoenlijke prijzenpolitiek voert; iets wat je in het Leuvense al ver mag gaan zoeken. Ik sta er in elk geval maandag terug voor de deur ... .
Eerste openingsakkoord in dit oneindige polyfone koor:
The Wineloft, Kolonel Begaultlaan 15 bus 33, B-3012 Wilsele.
Zaterdagmiddag 12.00: SMS van mijn privéchauffeur "feeling not too well", stevige kater in de kraag, smaakzintuigen murw geslagen, niet meteen het hoofd om alcohol te snuiven. Daar gaat mijn eerste artikel over wijnhandels wijd en zijd in ons Belgenland, dacht ik. Na even zielig gedaan te hebben bij mijn eega, met de moed der wanhoop maar even beginnen heen en weer te hollen tussen de parktuin tegenover mijn kot en mijn pc om dan uiteindelijk toch een oplossing te vinden: Dominiques ex aka 'de Peter' uit zijn nest gebeld ("jaja, wie heeft zich geen stuk in zijne kraag gezopen gisterenavond", was zijn repliek op mijn triest relaas), naar de O.L.V.-straat gehold en - voorwaar ik zeg U! - aldaar een stalen ros kunnen bemachtingen. Wat zeg ik, 'een stalen ros', zeg maar een heuse Pegasus: de omhooggeplooide spatplastieken leken wel als de uitgeslagen vleugels van één of ander voorwereldlijk gedrocht, jagged and sharp. Edoch, van de grond komen deed hij niet echt: elke kasseirand in mijn staartbeen en een ouderwetse pedalorem, enfin ... , 'voorwereldlijk' was wel het woord. De volgende etappe van het hindernissenparcours bestond dus wis en waarachtig uit het oppompen van 'menigen tuub', want hoe de wijnduivel ook in mij gevaren is, ik heb nu niet meteen een koppel aambeien over voor x aantal slokken geestrijk vocht.
Op het moment dat het me voorkwam het pompen best op te geven (het waren ondertussen al 4 banden: die van Dominiques Minerva ook) omdat ik anders nog zelfs geen proefglas naar mijn lippen gehesen zou krijgen, stond aldaar mijn meerdere eer en glorie evenzeer in tastlledress en hebben we onze pre-Socratische monsters dan maar de sporen gegeven (evenwel voorzichtig, want had het mijne gesteigerd ...), richting The Wineloft. Dat blijkt niet eens ver van hier: de ring af naar de onzalige locus horribilis der graven Inbev-Artois, hun persoonlijke slotgracht oversteken (de Vaart) en een hondertal meter van Leuven weg richting Wilsele trappen tot je plots een stairway to heaven aan je linkerzijde ziet: een heel stijl, bochtig omhoog lopend wegje dat je rechtsreeks naar de hoog verheven tweede verdieping van een oud fabriekspand leidt, alwaar The Wineloft gehuisd is. Zo gezegd, zo gedaan ... rossen de haverzak omgebonden en wij drentelden watertandend de winkel binnen.
Al onder de indruk van de etherisch klingelende deurbel, traden wij binnen in wat je op zijn minst een intrigerende kruising tussen een herberg en een design-lounge kan noemen. Oude fusten (jaja, zo van die houten eiken vaten) schragen dikke metalen bladen waarop een magistrale collectie porto's en whisk(e)ys staat te prijken, in een cosy corner worden gepatineerde wijnkratten als rekken waarin een hele reeks flessen hun plaats vinden geflankeerd door twee OK-hand chairs, en het stevig van smeedijzer voorziene geheel wordt gecounterd door de eye-catcher van de keet: de doorschijnende wand van het bureau die het geheel verlicht doorheen de groenige silhouetten van de flessen vanbinnen tegen de andere zijde van de wand. Feeëriek en edgy, dat is de paradoxale sfeer van het geheel. Veel tijd om te bekomen van het 'schouwspel' kregen we evenwel niet, want Jan Vandeberg, zaakvoerder samen met zijn broer, bood ons al onmiddellijk een glaasje prosecco aan: Gancia, naar het schijnt niet het huis van de bekende aperitiefbitter, alhoewel dat ook een marktreputatie heeft voor Prosecco en Spumante in allerhande stijlen. Misschien niet meteen een perfecte opener voor een proeverij zou je denken - de statusbelletjes hebben wel eens het onaangename effect het verhemelte lam te slaan -, maar niets van dat alles. Volgens Jan was het een goed opstapje om de smaakzintuigen een beetje losser te maken, en daar konden wij ons wel in vinden: een heel elegante, frisfruitige en verfijnde wijn, met miniscule parelende belletjes, een zachte bloemtjesgeur en een romig zacht smaakpalet van witte fruitsla. Misschien wat dunnetjes van structuur, maar een degelijke droge prosecco (€ 9,72). Deze werd opgevolgd door een tweede prosecco van Castella (€ 6,30), de instapwijn van dat huis en dat smaak je. Wat teveel hout op de neus, weinig fruitinvulling en eerder ruwe, te dikke belletjes. Een moelijk definieerbare fruitinhoud (want te aggressief bruisend) en praktisch geen nasmaak. Goed gekoeld misschien een interessant receptiewijntje gezien de prijs, was Jans commentaar. We kunnen dat verdict best wel beamen. Een derde prosecco, enfin, eerder een 'spumante', want 'prosecco' verwijst immers naar de prosecco-druif uit de Veneto, was het paradepaardje van de spumante-reeks: een wit gevinifieerde Pinot Nero van Gancia (€ 9,72). Heel licht rozig van kleur, fris rood fruit en wat rozenhout op de neus en evenzo in de smaak. Dat het hier eigenlijk om een rode druif gaat, proef je meteen, want de onmiskenbare bittertoets verraadt de stevige tanninesructuur die de wijn draagt. Kortom, een goede, stevige spumante die mooi zou passen bij geroosterde zalmforel, rode poon of iets dergelijks. En bovenal: een fatsoenlijke prijs.
Cath en ik zijn niet meteen superliefhebbers van gouden bubbeltjes, dus we keken meer uit naar de stille wijnen die uitgestald stonden op de proeftafel. De start was meteen al een schot in de roos: Bianco Vergine di Valdichiana 2003, een witte wijn van Renzo Masi, gemaakt van Trebbiano Toscana, Malvasia Bianca en wat Chardonnay. Op naam alleen één en al gruwel, want doorgaans gaan onder deze DOC waterige flutwijntjes van de hand. Meer nog, volgens Jan Vandeberg gaat het zelfs om een cuvée voor de Italiaanse warenhuizen. Tegen de met dit etiket veronderstelde verwachtingen en voor de daaraan verbonden prijs, is dit wijntje evenwel een klasseschip zonder weerga. De 2003 was al lichtjes verouderd, evenwel zonder oxidatieve trekjes, maar wel al met toetsen van lanoline (wat we ook op die Viognier van Domaine Saint Anne roken), perzikpit en een stevige noot ranzige boter. Na wat walsen kwam het primaire fruit terug los: citrus en appel met een frisse zuurtoets. In de mond niet minder: stevig fruit, prikkelend fris en een typisch Italiaanse bitter in de deftige nasmaak. Veel spankracht, lots of poise, voor € 4,36 niet meteen een wijn die je snel beu wordt. Het werd nog beter toen Jan een fles van 2004 opentrok. Hier nog pakken fris wit pitfruit: crèmige peer en harde zure appel met wat citroen in een mooie evolutie afgesloten door een persistente bittertoets én, iets wat we bij de vorige wijn hardop dachten, maar niet zeker durfden beweren: wat petroleum op de neus en in de smaak ... . Een terroirtoets dus, en dat maakt helemaal gelukkig, vooral omdat die in beide wijnen naar voren kwam, hetgeen plausibel maakt dat de oenoloog van Masi meer wil dan commerciële drinkwijntjes produceren. Inderdaad veel wijn voor een bodemprijs, hetgeen sterk afsteekt tegen de karakterloze, waterige warenhuiswijnen die je hier voor ongeveer dezelfde prijs koopt (Canti, Sant' Orsola en co.).
De volgende witte van het huis was een Siciliaanse monocepage Grecanico van Tinazzi. Grecanico Dorato is een witte druif die praktisch alleen in Sicilia, wat in Campania en - naar het schijnt - ook in Sardinië voorkomt. Ze zou haar naam danken aan haar origine: ingevoerd door de Grieken die Sicilia koloniseerden en de druif daar aanplantten. Ze behoort waarschijnlijk tot dezelfde stam als Garganega (er wordt zelfs beweerd dat beiden dezelfde druif zijn), nog een Italiaanse witte druif die vooral in de Veneto geteeld wordt als basisdruif voor Gambellara, Soave en Bianco di Custoza. De Siciliaanse Grecanico zou organoleptische affiniteit moeten vertonen met Sauvignon Blanc, iets wat wij met deze wijn evenwel absoluut niet konden beamen. Strogeel tot goudgeel en een heel diepe, zware neus van gerookt hout, geboterde toast en wat citrusfruit. Wat zeggen we dan? Juist ja, Chardonnay. Hadden we hem tussen de Chardonnays van de laatste proeverij gezet, hij zou minder opgevallen hebben dan de (formidabele) Baglio Soria van Firriato. De eerste fles die maestro Vandeberg uit de koelkamer haalde, had blijkbaar wat geleden onder zuurstofcontact, want ze had een reductief reukje (zoiets als rottend stro). Toch zou deze wijn redelijk goed tegen veroudering moeten kunnen volgens Jan. Gezien de structuur en de, weliswaar wat houtdominante, maar niettemin fijn uitgebalanceerde smaak van de tweede fles die ontkurkt werd, willen we dat wel geloven: een stevige boerenkerel met sappig fruit, goed barriquedoortimmerd en voorzien van een lange volle nasmaak. Ik vond hem iets te eenvoudig en straightforward, maar kom, voor 4,70 € mag je niet al te veel klagen met zoiets in je glas.
Over naar de rode wijnen dan. Ik had graag nog wat witte geproefd, maar met nog nipt een half uur te gaan vooraleer mijn moeder met een stressbal van een zus (examen 'Kerk en Religie') voor de deur stond, leek me dat niet meteen een goed idee. Misschien nog even melden dat er een Traminer van Paladin (Veneto en Friuli) tussen stond, een iets minder bekende druif die in Duitsland, Oostenrijk, Trentino-Alto Adige en de Veneto gekweekt wordt. Omdat ik nog nooit een monocepage Traminerwijn geproefd had, wilde ik er voor gaan, maar too bad ... . Van Paladin stonden er evenwel een paar heel interessante rode wijnen tussen: een 100% Refosco dal Peduncolo Rosso, een 100% Malbec (!) en een Malbec-Cab. Sauv. De Refosco was naar mijn bescheiden mening gewoonweg glorieus: ongelooflijk soepel, zijdezacht en verleidelijk elegant. Een supervrouwelijke wijn, Penelope Cruz in een glas. Zacht bosfruit op de neus, wat sinaasappelschil en, volgens mij, zelfs wat vanille (of hij barrique heeft gehad weet ik niet). Een mooie, ronde nasmaak en een sappige, frisse structuur doen verlangen naar meer dan één glas. Wat duurder (€ 9,47), maar dat mag, gezien het verleidelijke karakter van deze 'R' van Paladin. Volgende in de rij was nog een andere rosso van hetzelfde huis: een Malbec-Cabernet Sauvignonblend 'Salbanello'. Heel herkenbaar vlier (zelfs naar lavendel toe) en pruim op de neus. De smaak stelt echter wat teleur: nogal eendimensionaal vlier en wat donkere besjes vanvoor in de mond, maar daarna niets meer, geen nasmaak en lengte. De structuur en opvulling met de Cabernet Sauvignon laten het hier duidelijk afweten. Jammer. De monocepage 'M' van Malbec hebben we niet geproefd, maar die is volgens Jan een klasse hoger (en dus ook € 5 duurder: € 12,69).
Met het proefglas in de hand dan maar naar de andere kant van Noord-Italië: Piemonte, thuishaven van Barolo, Barbaresco en Barberawijnen, de Bourgogne-streek van Italië (toch zeker wat de eerste twee Nebbiolowijnen betreft). In The Wineloft geen Barolo of Barbaresco, want te duur volgens Jan, wel Barberawijnen: niet geëikte Barbera d'Asti Vobis Tua van Volpi (€ 7,53) en een op barrique gerijpte La Ladra uit dezelfde DOC van Tenuta dei Vallarino. Was de eerste aangenaam fris en fruitig, met viooltjes en 'neuzekes', dan was de tweede gewoonweg op alle vlakken grandioos: een schitterende structuur, zijdeachtige tannines, ellenlange nasmaak van rijp rood fruit, een aardachtige diepte, vet - net niet confituurachtig - van body, kortom ontroerend goed en zeker nog wat kelderpotentieel. Voor € 12 een Asti met kwaliteit waar veel bordeaux nog niet van kunnen dromen (Van Hove classeerde de La Ladra 2003 ook bij 'de groten' van de Asti-DOC). De laatste wijn die we voor de neus kregen, was een Nero d'Avola van La Castella. Een evenwichtige, aangename Siciliaan zonder capsones of boertige manieren. Dat laatste wil nogal eens lukken met van die Zuiderse kerels: opstuivende alcohol, overextractie, restzoet en een brutale, bombastische structuur, waarvan je na twee slokken al compleet murw geslagen bent. Een Vlaamse varkenskwekerswijn, laten we eerlijk zijn. Niets van dit alles dus met de Nero d'Avola van La Castella. Al mist hij wat structuur, het is minstens een eerlijke en beschaafde drinkwijn waar de zwarte kersen zo uitwalsen. 'Kriekenfeest' in Jans woorden, voor ons gewoon echt lekker.
Er stonden nog heel wat andere wijnen te wachten op onze begerige tongen, maar spijtig genoeg stond daar ook een moeder die na zoveel weken eindelijk haar zoon nog eens wilde zien voor mijn deur, dus hebben we maar wijselijk gekozen om van Jan Vandebergs stairway to heaven af te dalen en ons wederom onder het 'gemene menschenras' te begeven. Ik kwam thuis met twee Valdichiana's van Masi en een fles Malvasia Bianca van Feudo Santa Croce (eveneens van Tinazzi, maar dan in Puglia), een wijn die niet op de proeftafel stond, maar me wel intrigeerde: Malvasia, evenzeer Siciliaans, kan formidabele resultaten geven wanneer ze goed gevinifieerd wordt. Uitbundig goudgeel, zeer aromatisch en redelijk complexe wijnen, zelfs in de warmere valleien van Sicilia, Campania en Puglia, dat is niet iedere druif gegeven. Jan krijgt ze echter niet verkocht. "Tja, de mensen moeten dat niet hebben hè", een zinnetje dat we hem wel meerdere keren hebben horen herhalen die korte namiddag. We weten goed genoeg dat het merendeel van de wijndrinkers hun platte bordelais, een duffige, zure Chardonnay of 'ne fruitige wereldwinkelwijn' moeten hebben. Die mentaliteit heeft dus evengoed zijn weerslag op de aankoopstrategie van een gepecialiseerde handelaar, daar is nu eenmaal niet onderuit te kunnen (cynisch toch dat The Wineloft recht tegenover 'de' Stella ligt). Zeker als je, zoals Jan en zijn broer, moeite doet om een breed assortiment aan wijnen tussen € 4 en € 15 aan te bieden, ben je als wijnhandelaar al snel 'de klos'. Je valt immers in het zwarte gat van de gepolariseerde wijnmarkt: ofwel peperdure crus, gehalode superwijnen à la Romanée Conti, Coche-Dury, Ornellaia, Mondavi, ... , ofwel banale Nieuwe Wereld- of supermarktfruitsapjes à la Blue Nun, J.P Chenet, Mouton en co. Het trieste van de hele zaak is, dat in die eerste klasse wijnen je niet eens zeker bent dat je wel degelijk met een authentieke, karaktervolle en identische wijn te maken hebt (cf. Mondavi, een beetje een clichévoorbeeld, maar laten we eerlijk zijn ...). Zoek je dan echt naar wijnen zonder grote naam, met eigenheid, een sprekende speciale smaak e.d., tja, dan moeten de mensen dat inderdaad niet hebben. Voor mij staat in ieder geval vast dat de ettelijke wijnen die ik heb geproefd in The Wineloft, minstens interessant waren. Dat er dan een paar waren die nog eens echt goed waren, maakt het er alleen maar beter op. Laten we hopen dat Jan en zijn broer niet moeten toegeven aan de marktgestapo en dat ze steeds interessante wijnen (aan interessante prijzen) kunnen blijven aanbieden. The Wineloft is, wat mij betreft, een interessante winkel, met een interessante zaakvoerder die begaan is met zijn waar en een fatsoenlijke prijzenpolitiek voert; iets wat je in het Leuvense al ver mag gaan zoeken. Ik sta er in elk geval maandag terug voor de deur ... .
Jipie, the blog is alive again. Zonder deze post gelezen te hebben, alvast bedankt. Deze lettervreter geeft me weer tonnen leesplezier vanavond.
Posted by chevalier | 19 juni 2006 om 09:09
Een klein commentaartje... bij een lang en entertainend verhaal. Zoals de duidelijke présence van bubbels in mijn persoonlijke, heel beperkte, wijnrekje doet vermoeden, hou ik wel degelijk van gouden bubbeltjes! Al moet ik zeggen dat heel wat goudkleurig bruisend vocht dat onder de naam Champagne ter flesse mag gaan behoorlijk overroepen is. Maar dat zijn deze zalige bruisdrankjes zeker niet: Sparkling Chardonnay van Rosemount (ok, geen echte champagne, maar wat een godendrank! Hier begaat de Delhaize een grote fout door dat niet opnieuw in te slaan. 'Gebrek aan interesse', helaas), Sparkling van Kreglinger (ronduit goddelijk, gelukkig nog steeds verkrijgbaar bij de Delhaize), Champagne Pommery Brut Apanage, Champagne Georges Gardet, Champagne Charles Gosset (uitstekend bij oesters) en dan van horen zeggen van mijn wederhelft: de Cuvée Vendémiaire van Roger Doyart. Naar verluidt ook fenomenaal.
Daarmee zeg ik natuurlijk niet dat champagnes van Laurent Perrier of Piper Heidsieck bucht zijn. Ze zijn best ok, maar hun verhouding prijs-kwaliteit is niet interessant, en de smaak brengt zelden verrassingen.
Posted by Cabernette | 19 juni 2006 om 09:22
Lang leve de bubbeltjes! Mij bekoren de laatste jaren ook eerder de afgeleiden dan de geografisch beperkte Champagne. Geef mij maar een Cava brut nature (bv. Gran Amat) of een evenwichtige crémant de Limoux (bv. Domaine Soeur d'Arques) à rato van 6,5€. Niet alleen veel verrassender in de mond, ge kunt er ook meer fleskes van drinken voor hetzelfde budget. Ik ben nu al enkele jaren bezig met een doorgedreven studie in de ultieme bubbeltjesbelevenis. Enkele namen die ik graag letterlijk in de mond neem: Anna de Codorniu (cava) of een Saumur Rosé Brut (P. Chanau). De eerste met een oestertje, de tweede met een stukje cake op een warme zomerdag. Voor de liefhebbers van het echte spul: mijn favoriet sinds jaar en dag: Veuve Durant van den Aldi (rond de 13€ en als een van de beste in Test Aankoop). Ik stel mij hierbij kandidaat als organisator van een Champagne/Mousseux proeverij tegen het einde van het jaar.
Posted by chevalier | 19 juni 2006 om 11:40
Ja jongens, daar heb ik me wat geschreven over die bubbeltjes zeg. Natuurlijk zijn er wel deftige schuimwijnen, maar kom ... de ontologische methodologievan schuimwijnen verraadt genoeg over de eigenlijke kwaliteit van het product: Champagne ontstond nu eenmaal als antwoord op de vraag naar een oplossing voor qua fenolische rijpheid compleet gefnuikte jaren in de Champagnestreek. Doe er bubbels bij, door de wijn te laten doorgisten op de fles, zo krijg je immers de idee van structuur en wordt het onrijpe zuur gemaskeerd. Vervolgens stook je van de iets rijpere druiven, of gewoon van de mostkoek aangezoet met een stevige schep suiker, een marc. Die laatste kap je tenslotte bij de débourbage - dat is het verwijderen van de giststop in de ondersteboven gedraaide fles - in je flessen, zodat ze mooi op 75 cl komen, kurkje erop, winkeltje in en € 25 de fles in de sakosj. Dus: geen terroir, een perfect goed voor massaproductie en de exquise mogelijkheid om van een flutproduct een complete imponerende hoax te maken. Not my cup of tea, guys ... .
Hoe werd champagne populair? Drie keer raden welk verderfelijk mensenras zich daar weer mee bezig gehouden heeft: de parisiens ja. Zegt de naam Café de Paris jullie iets. Je kan het tegenwoordig nog kopen in de Carrefour. Zeer eerlijk product: op het etiket staat 'ik ben brol' en je drinkt dus ook 'brol', mooi toch, niet? Trouwens, hebben we nog meer Blut und Boden-redenen nodig om de exorbitante prijzen te verklaren? Ik denk van niet ... Champagne is gewoon de Keith Haring van de wijnbusiness, het stationsromannetje in de wijnwinkel. Toegegeven, dit alles neemt niet weg dat er ook wel eens een 'Als op een winternacht een reiziger ...' tussen het gros van de slappe bruiszee zit. Ga die echter niet zoeken in de peperdure premier cru's in de champagne. De methode van werken heeft wel iets meer dan alleen maar een Franse slag: als er in je fles 10% uit een cruwijngaard zit dan mag je al tevreden zijn. Ook millésimés bieden geen zekerheid, want de dosage (aanvulling met marc) verhult toch elke eerste impressie.
Het spijt me, maar de meeste bekende champagnes vind ik gewoonweg niet te zuipen. Taittinger - of het moest de rosé zijn, maar die is pokkenduur, Piper, Laurent Perrier, Moët, Meiter, ... goed om de tandpasta beter te doen schuimen, maar niet om te drinken. In een restaurant natuurlijk leuk als je als chef je prutstalent, of als sommelier je geldwolverij wil verdoezelen, want, dat is nog het ergst van alles: de meeste schuimwijnen slaan met de brute sloophamer je smaakzintuigen finaal naar de knoppen voor de komende uren.
Een goede champagne vinden is zoeken, zoeken en heel veel chance hebben (Roel, ik denk dat je broer dat kan beamen, niet?). Robert Doyard zeker, de rest ... I don't know, misschien de Daumont van de Delhaize, omdat die expliciet zonder dosage wordt gemaakt en dus zijn pure karakter niet kan verschuilen achter hopen restzoet. Voor de rest zoek je misschien inderdaad beter buiten Frankrijk: cava, prosecco, franciacorta, vonkelwijn of sprakling chardonnay ... het is al duidelijk aan de namen dat het met deze wijnen er serieuzer aan toe gaat: veel strengere wetgeving, of monocepage, of experiment met speciale blends (vonkelwijn) en dikwijls zonder veel poeha met jaartal (dus geen verdoezelende verdunningsprincipes zoals in de champagne). Denk maar aan Kreglinger: mooi terroir, onzettend fris en verfijnd en toch lengte en structuuur zonder aggresieve belletjes.
En kom nu niet af met Robert Parker ratings hè: typisch Amerikaanse wijnsmaak, als het maar big en bold tasting is. Juk!
Posted by Amaronese | 19 juni 2006 om 12:40
Foutje: die champagne sans dosage van de Delhaize is Moutard, niet Daumont!
Posted by Amaronese | 19 juni 2006 om 13:01
Weg met Parker! Lang leve de ronde belletjes van Penelope Cruz in een glas!
Posted by chevalier | 19 juni 2006 om 13:06
Even zeggen dat we maandag die monocepage Malbec van Paladin wel geproefd hebben. Eén woord: fabuleus. Heel rijk en potig, zoals een Malbec hoort te zijn. Een krachtpatser, maar toch met een boterzacht karakter: zijdeachtig zacht donker fruit, eerst bijna gedroogde pruim, dan duidelijk bosvruchten en heel rijpe blauwe pruimpjes, een zalig lange afdronk met onmiskenbaar zwarte chocolade en een diep fruitige herinnering. Na een tijdje staan in het glas (Jans broer was zo gul ons praktisch de hele fles te laten proeven!), komen er allerlei aardachtige aromas te voorschijn: mokka, vette potgrond, siroop, ... . Heel vlezige en tegelijkertijd wat granulaire tannines die duidelijk sporen vertonen van de kiezelachtige ondergrond van de Friul. Laten we zeggen dat ik er gemakkelijk verliefd op had kunnen worden. Er zat iets mysterieus duister in deze wijn, een aanvoelen van een onmetelijke oermacht die constant dreigt plots uit het glas op te doemen (zo een beetje als de hallway van House of Leaves). Zeg maar iets unheimliches. Een klassewijn voor om en beide € 12.
Tot slot proefden we nog een porto Krohn van 1982 en één van 1977, beiden colheita's: heel verfijnde port, zeker de 1977 die puur krenten en okkernoot op de neus had. In de smaak nog veel vinnige zuren, een stevige alcoholonderbouw die evenwel niet overheerst, en het paradoxale samengaan van fris rood fruit met meer belegen smaken van krenten, noten en zoethout. De 1982 heeft ongeveer dezelfde stijl, maar was naar onze mening wat te alcoholdominant (hij stond ook al wat langer open en er was niet zoveel meer in de fles). Beiden voor een mooie colheitaprijs van € 33 (bij porto is de prijskwaliteit meestal onovertroffen).
Posted by Amaronese | 23 juni 2006 om 20:42